Mastbomen in Breda

In de vorige weblog hebben we gezien wat Jan van der Groen onder mastbomen verstond. Hij meldt onder het kopje Denne, ofte Mastboomen verschillende ‘soorten’, namelijk viere, greyne, fijne en grove masten en de Larix. Het gaat hier om de fijnspar (Picea) en de grove den (Pinus) en de Larix, in onze tijd alle genera van de familie Pinaceae.

Tuinhistorici denken bij mastbomen natuurlijk meteen aan het Mastbos in Breda, een cultuurbos, dat tot de oudste naaldbossen van Nederland behoort. Hendrik III, graaf van Nassau, liet tussen 1514 en 1520 de woeste gronden ten zuiden van Breda, in het dal tussen de riviertjes de Mark en de Aa, beplanten met zaden van de grove den. Aan de lange rechte stammen, die deze boomsoort bij uitstek geschikt maken voor de toepassing van masten in de scheepsbouw, is de naam Mastbos ontleend. Bekend is dat Constantijn Huygens voor de aanplant in Hofwijck een deel van de mastbomen betrok vanuit het mastbos in Breda. In de volgende weblog zullen we daar verder op ingaan.


Mastbos (vierkant) en Bouvigne (rechtsboven), detail. Caerte ende metinge (…) van seeckere syne Furstel. Gen. bosschen, landen, wegen, herbanen, wateren, heyde ende andere gronden van erven, gelegen, soo in den dorpe van de Hage als tot Ginneken, by de stadt Breda, mitsgaders mede van eenige particuliere persoonen landen ende gronden (…). J. Lips, 1621-1629. De kaart is 180 graden gedraaid, zodat het noorden nu boven ligt.  Bron: Beeldbank Stadsarchief Breda.

Verscheidene malen in de loop der eeuwen is het bos door storm en brand (belegeringen van Breda 1624, 1637) getroffen. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd het bos sterk verwaarloosd, maar door het beleid van stadhouder Willem III groeide de oppervlakte van het Mastbos weer aan tot 350 hectare. Tussen 1840 en 1881 was het Mastbos eigendom van prins Frederik der Nederlanden, die zich bijzonder interesseerde voor de bosbouw en zich beijverde voor herstel van het bos. In 1889, pakte houtvester Van Schermbeek het bos revolutionair aan. Hij verrijkte de mono-cultuur van dennen met tamme kastanjes en Amerikaanse eiken en zorgde voor een gevarieerd bos, dat ook voor recreanten aantrekkelijk was. Inmiddels is het sortiment van grove den uitgebreid met Corsicaanse den, Douglasspar, lariks en fijnspar. CO

6 gedachten over “Mastbomen in Breda

  1. Op luchtfoto’s als in Google Earth zijn dezelfde ‘lijnen’ ook nu nog herkenbaar; het ‘vierkant’ van het mastbos en noordelijk hiervan, in oostelijke richting de laan naar Bouvigne (en dwarslanen hierop) ; klik hier en kijk zelf.

  2. Wegen, herbanen…Het is me opgevallen dat verscheidene Cascade-vrienden goed zijn in taalkunde en afleidingen van nederlasndse woorden. Nav de nederlandse woorden wegen en herbanen, gebruikt in de titel van de kaart van het mastbos, heb ik me al eerder afgevraagd, is er iemand in Cascade die het verschil weet tussen een weg en een herbaan en een dreef en een laan? Ik zou het in de breedte en in de boombeplanting zoeken (geen, 1 rij bomen, 2 rijen bomen, 3 rijen bomen aan beide zijden geplant) maar wat wat is, dat is de vraag. En het woord herbaan is misschien ook uit een andere tijd dan de andere woorden die ik noem? Wie kan hier op in gaan? Best belangrijk voor de mensen die met restauraties bezig zijn. CO.

  3. Wat betreft dreef kun je misschien van het Jachtmuseum op Kasteel Doorweth informatie krijgen, voor herbaan informeer bij Allert Pierson museum. Misschien heeft het letterkundig museum informatie over betreffende woorden. Ik denk dat je het beste bij verschillende informatie bronnen kunt informeren dan krijg je een aardig beeld over de betekenis van deze woorden.

  4. Volgens Loes H. Maas, in ‘De Ganzeveer’ van juni 2005,nr. 44, uitgave van de OHV Gendringen,is ‘de oorspronkelijke betekenis van dreef (dreve) (brede) weg om vee langs te drijven, laan, maar van daaruit heeft zich de betekenis ‘lang, smal perceel (vaak bouwland) ontwikkeld.’
    Deze naam komt volgens haar niet in de hele Achterhoek voor, maar vooral in het westen/ zuidwesten van deze regio èn in de Liemers.
    AvdD

  5. ‘Herbaan’. Ik leun weer eens zwaar op het WNT, die onuitputtelijke bron van informatie.

    ‘Herbaan’ (of ‘Heirbaan’ of ‘Heerbaan’) betekent letterlijk ‘Legerweg’. ‘Heir’ (of ‘Heer’) betekent eigenlijk ‘weerbare menigte’ en het woord schijnt samen te hangen met een grondwoord voor oorlog. De spelling ‘heir’ werd bij voorkeur gebruikt door de opstellers van de Statenbijbel. Het woord komt dan ook regelmatig -alleen of in samenstelling- in de Statenvertaling van het OT voor.
    Etymologisch gezien betekent het dus Legerweg. In een meer technische betekenis is het een brede, gebaande weg, waarbij mijn interpretatie is dat deze stevig genoeg moet zijn om zonder problemen zwaar materieel te dragen. Fruin (volgens het WNT) betrekt de term echter ook op waterwegen: “Een breede watering, die een voortreffelijke heerbaan voor de vloot zou wezen,(…)” [Fruin, Beleg en ontzet van Leiden in 1574 (1874), p116.]. Op de kaart uit 1621 waarvan hierboven een detail te zien is, zijn de drie grote wegen die vanuit Breda het land inlopen alledrie Heirbaan genoemd (naar Antwerpen, Turnhout en de middelste kan ik niet ontcijferen).

    ‘Heirstraat’ is echter ook een versie van ‘Heerstraat’ of ‘Herenstraat’, wat meer beschaafde connotaties met zich meebrengt.

    Voor zover ik kan zien zijn deze termen in de 16de eeuw al gangbaar, hoewel meer in Vlaamse bronnen dan in Nederlandse (maar dat kan aan de beschikbaarheid van bronnen liggen). In het algemeen zal het woord ‘heirbaan’ slaan op een brede doorgaande weg, eigenlijk de rijkswegen van die tijd. Het wordt in de 19de eeuw ook gebruikt voor openbare wegen en -in een wet uit 1891- als naam voor wegen in de grensstreek waarover in- en uitvoer van goederen plaats mag vinden.

    Terug naar de vraag over wel of geen bomen langs de heerbaan. Mijn door beelden van luchtaanvallen tijdens WO II gevulde geest denkt dan gelijk aan de beschermende werking van een bladerdak (en dus aan rijen bomen langs de weg), maar in een wereld zonder vliegtuigen valt dat aspect natuurlijk weg. Toch kan bescherming tegen zon en regen geen kwaad voor een leger te paard en te voet, lijkt me.
    Als ik me niet vergis waren veel Herenwegen en -straten (de chique variant) al vroeg beplant met bomen. Maar voor echte kennis over deze verbindingswegen voor legers moeten we waarschijnlijk in traktaten over oorlogsvoering en verdedigingswerken gaan graven. Heeft iemand het verzameld werk van Menno van Coehoorn in de kast staan?

Laat een antwoord achter aan Jan trouwborst Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *