Gespreksstof


Entree Slotlaan Olterterp in oktober 2010.  Bron www.bosgroepen.nl

Als je zonder gespreksstof zit, binnen de historische groenwereld, begin dan over laanverjonging. Gegarandeerd goed voor een uur discussie. Het blijkt dat er weinig groenzaken zo ingrijpen als een laan die al dan niet verjongt moet worden. Er zijn verschillende percentages in omloop, moet er worden ingegrepen als er nog maar 45% staat of is het 46 %? Gaan we bijplanten of vernieuwen? Een eik bijplanten in een oude eikenlaan lukt niet, een iep in een eikenlaan wel en je ziet het verschil na een paar jaar bijna niet, een beuk in een beukenlaan is ook nog te proberen. Er zijn dus verschillen in de soorten lanen.


Entree Slotlaan Olterterp in mei 2011.  Bron www.bosgroepen.nl

Er zijn veel belangen, in willekeurige volgorde: Het natuurbelang, bijvoorbeeld vele holtes in laanbomen herbergen vleermuizen, maar ook het belang van veiligheid, we willen toch niet dat iemand een boom op zijn hoofd krijgt, hoe zit dat dan weer met aansprakelijkheid (zorgplicht bewijzen) enz. Cultuurhistorisch zijn ze natuurlijk ook belangrijk, ze bepalen de ruimte, geven richting en begeleiding aan verbindingen. Een historische plantafstand, bijvoorbeeld de Rijnlandse roede is ook zo’n cultuur historisch belangrijk element. Wat betreft het hortculturele belang is niet alleen de soort keuze, maar ook de ras keuze van belang, behoud van het aanwezige genetische materiaal is belangrijk, klonen en opkweken van het ‘eigen’ materiaal wordt nog veel te weinig gedaan.
Al deze vaak botsende belangen spelen naast smaak en gevoel (publiek sentiment) in de beslissingsvorming al een rol. Daarna komt de eventuele uitvoering en daar gaat dan nog wel eens iets niet helemaal goed. De vrije ruimte aan de zijkanten van de laan door een bos moet echt ruim genomen worden, helaas zijn er veel voorbeelden waarbij de laan de eerste jaren goed groeit, maar aangezien de bosrand dat ook doet en die een voorsprong van 20 meter heeft sluiten de kronen zich alweer boven de jonge laanbomen voor die boven zijn, resultaat kwijnende bomen en bovenal geen laangevoel. Een boom heeft maar zo een kroon van 20 tot 30 meter. Vroeger werd er veel op hoge wortel geplant, de bomen stonden ietsje op een heuveltje, wat maakte dat de wortelhals (overgang tussen wortel en stam) net boven het maaiveld uitstak. Dit zorgde ervoor dat de wortelhals droog bleef en dus minder kan inrotten van onderen. Bomen worden nog heel vaak veel te diep geplant, voor jonge bomen geen probleem, als ze ouder worden gaan ze ineens om, je ziet dan rottende wortels. Het laatste belangrijke onderdeel is natuurlijk ook nog de begeleidende snoei, alleen maar laten groeien krijg je geen mooie laan van, als je oude lanen bekijkt zie je altijd dat er veel begeleidende (jaarlijkse) snoei is geweest, dan pas krijg je die monumentale bomen.
Onze buitenplaatsen verdienen mooie oude lanen, laten we ze als verjonging nodig is ook zo uitvoeren dat onze achter kleinkinderen er ook nog van kunnen genieten.

Kees Beelaerts van Blokland, erfgoed hovenier en eigenaar buitenplaats Vreedenhorst.


webmaster heeft deze foto’s toegevoegd; in dec 2009 waren we hier met een Cascade  SOL, zie hier.

9 gedachten over “Gespreksstof

  1. Kees, ik ben je zeer dankbaar, dit onderwerp weer eens aan de kaak te stellen.
    Ja, over dit onderwerp kun je altijd wel blijven discussiëren. Waarom? Omdat iedere situatie anders is. Andere boomsoorten met andere eisen (licht noodzakelijk, lichtgevoelig, diepe beworteling, oppervlakkige beworteling, iedere boomsoort zijn eigen ideale afstanden), andere begeleiding van lanen (door open weiden of door hakhoutbos of productiebos, gemengd- of loofhout- of coniferenbos), andere natuur-omstandigheden (vleermuizen, vogelnesten) etc.
    In het algemeen is mijn mening dat een bomenlaan van welke soort ook in zijn geheel vervangen dient te worden als meer dan 60%-70 % van de bomen ziek is of niet meer vitaal. Een deskundig rapport door een deskundige firma dient hiervoor te worden opgemaakt.
    Als tot vernieuwing wordt besloten zegt Kees:
    “Een eik bijplanten in een oude eikenlaan lukt niet, een iep in een eikenlaan wel en je ziet het verschil na een paar jaar bijna niet, een beuk in een beukenlaan is ook nog te proberen. Er zijn dus verschillen in de soorten lanen”.
    Er blijven dan nog wel wat vragen over wat mij betreft:
    Op welke afstanden gaan we planten? Inboeten op de oude plaatsen (misschien is de laan in de vroege 20ste eeuw opnieuw ingeplant er zijn er toen andere afstanden aangenomen dan in de 17de of 18de eeuw algemeen gebruikelijk was? Van der Groen zegt eik 5,65m. – 6,28 m.; en iep 5,02 m. van elkaar; beuk 6,28 m.-7,53 m.; en linde 7, 53m. van elkaar.
    En wat zegt ons Platform eigenlijk over dit onderwerp? In april 2013 sprak Ir. Simon Klingen over “Historische laanbeplanting waardevol of waardeloos”.
    Zie: http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/Verslag%20Platform%20Groen%20Erfgoed_10_Restauratie.pdf
    Als er iemand is die voor deskundigheid staat wat betreft laanbeplanting, is hij het wel. Klingen hanteert in zijn werkpraktijk de volgende uitgangspunten:*
    * Tussenplanten is niet zinvol;
    * Bij 50% laanuitval verjongen overwegen;
    * De laan ineens kappen en opnieuw inplanten, of tenminste in flinke delen;
    * Aanliggend aan de laan ruimte maken zodat er genoeg licht en voedsel is;
    * Plantafstand waarbij de boom gezond kan groeien (’rationeel’ plantverband).
    Kees en Simon zijn het dus geheel eens, geen discussie tussen deskundigen zou je zeggen.
    Omwonenden (ondeskundig mogen we die toch wel noemen in het algemeen, in vergelijking tot Kees en Simon) zijn vaak emotioneel bij dergelijke beslissingen betrokken en dat maakt het beslissingsproces vaak moeilijk. Heel goed uitleggen is het enige antwoord. CO.

  2. Vorig jaar interviewde ik Simon Klingen over laanbeheer naar aanleiding van de presentatie die hij bij het Platform Groen Erfgoed gaf. Dit artikel verscheen in vakblad Tuin&Landschap 12, 2013. Als bijdrage aan de discussie is dit artikel (alleen tekst, geen beeld) te lezen op mijn site: http://www.groenjournalist.nl.

  3. Blokgewijze verjonging is ook een methode. Om de zoveel jaar wordt een of worden meerdere blokken van een laan verjongd, te beginnen bij het meest slechte blok. Je voorkomt daarmee algehele kaalslag, met als nadeel een onevenwichtig laanbeeld over een langere periode, en bij te lange tussenpose van blokgewijze verjonging een onevenwichtig beeld over een zeer lange periode.
    En ik las ook over een variant van deze methode die 20/30 jaar geleden? was toegepast bij Elswoutlaan in Bloemendaal. In de eerste fase toepassing van blokgewijze verjonging met bomen op halve plantafstand. In de tweede fase werden de nog bestaande blokken met oude bomen vervangen door jonge bomen die om en om uit de eerste verjonging weg werden genomen (verplant). Voordelen zijn gelijkjarigheid, uniformiteit en al ´geacclimatiseerd´zijn.

    • Ik neem aan Jan, dat je met je blokken hetzelfde bedoelt waar Simon zegt “in delen”: De laan ineens kappen en opnieuw inplanten, of tenminste in flinke delen.

      • inderdaad Carla. bloksgewijs = in flinke delen.
        Ik wilde met name het tweede deel naar voren brengen, verjonging vanuit de eerdere/voorgaande blokverjonging.
        Klingens ‘in flnke delen’ drong blijkbaar onvoldoende tot me door, anders had ik het eerste deel van de reactie wel anders verwoord.

  4. in het najaar worden de beuken rond de kom van het grand canal in Renswoude gekapt ivm restauratie van de kom; dus een “blok”restauratie. Goed om te weten wat herplantafstanden voor beuken zijn.

  5. Op de foto Entree slotlaan Olterterp staan jonge beukjes afgebeeld, anno 2011. Mij valt op dat de steunpalen aan de lange kant zijn. Jonge bomen hebben nog een flexibele stam en meestal groter blad. Door beweging in de wind gaat de boom zich daartegen teweerstellen en wordt sterker, later zelfs stijver. In zijn algemeenheid is het daarom beter de steunpalen wat kort(er) te houden om de jonge boom de gelegenheid te geven om sterker te worden. Het is altijd een compromis, want te kort kan betekenen dat het boompje afbreekt, afhankelijk van de soort uiteraard. Bij zaailingen is dat natuurlijk niet het geval want die passen zich vanaf het begin aan de omgeving aan, inclusief de wortels.

  6. Een historisch voorbeeld van herplant is de Middachter Allee. Dit gebeurde in de jaren 50 in twee fasen (ik weet niet hoeveel tijd er tussen de eerste en tweede herplant zat). De dubbele rij beuken uit 3de kwart 18de eeuw was in WO II verloren gegaan. Nu, zo’n 60 jaar later, vormen de kruinen weer een koepel en is het faseverschil niet waarneembaar. Wat kunnen we leren van dit voorbeeld?

  7. Natuurlijk is tuinhistorie van belang en natuurlijk is het parkkarakter van belang. Zelf kijk ik daarnaast graag verder, wat is er mogelijk. Een beuk vervangen voor een beuk is niet slim, de schimmels weten hun weg naar het wortelgestel snel te vinden en je mag de boom tot Sint Juttemis proberen te herplanten. Een eik heeft een ander wortelgestel en kan prima op de plek van de beuk. En zo is het mogelijk een heel boek te schrijven over de zin en onzin van herplanten van soorten op dezelfde plaats. Bodemleven en waterhuishouding zijn factoren om niet te negeren. Mijn stelregels; Iedere situatie vraagt om maatwerk. en… In de natuur is diversiteit een kracht. Een hovenier kan best een tuinhistorisch onderzoek uitvoeren maar mist de finesse om er een waardevolle toevoeging van te maken. Een tuinhistoricus kan een mooi ontwerp neerleggen maar mist uiteindelijk de inhoud om het ontwerp tijdloos te maken. De architect kan wel een herplant voorschrijven maar mist het gevoel in natuurlijke processen om deze herplant voldoende voorwaarden mee te geven… Zo kunnen we wel door blijven gaan. We zijn met zijn allen op weg om meer te delen en samen te werken en die weg moeten we echt nog even volhouden.

Laat een antwoord achter aan Joost Gieskes Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *