Fake kan zo mooi zijn.


De balustrade van de toegang tot voorplein van kasteel Sterkenburg. Foto’s: Jan Holwerda

Een week of vier geleden was ik op/bij kasteel Sterkenburg. Prachtig om tegen huis en toren op te kijken en door park en omgeving te wandelen. Maar wat nog het meest is bijgebleven is de balustrade van de toegang tot het voorplein. De linkerzijde bestaat uit een gaaf deel en een deel vervangen door hout (zie foto boven). Maar klop je op het gave deel, dan klopt er iets niet. Kijk je vervolgens naar rechts, dan weet je genoeg. Van metaal… en hol…, geen hardstenen balustrade. Ik zeg aub niet vervangen.  JH

Lees vooral ook het later ingezonden bericht Sterkenburg: zink en andere ‘moderne materialen.

21 gedachten over “Fake kan zo mooi zijn.

  1. Het monumentenregister (monumentnummer is 511812) geeft de volgende beschrijving: “Brug tussen oprijlaan en voorplein ten zuiden van het kasteel uit 1859 met gegoten zinken leuningen door Ludwig Schutz uit Zeist, in neo-gotische stijl. De leuningen bestaan uit segmenten van onderling verbonden balusters die tussen vier hardstenen postamenten zijn geplaatst.”
    Leuk, dat de maker bekend is. Van Schutz zou ik wel meer werken willen zien.

  2. Is er een ander levensteken van deze Ludwig Schütz? Ik kom de naam wel tegen op internet, maar zie zo snel niet iemand die toch op zijn laatst omstreeks 1840 geboren moet zijn, als die brug van 1859 is. Er liggen enige Schützen op de begraafplaats van de hernhutters in Zeist. CO

  3. Door wat googelen bijeen geharkt:

    Zinkgieterij Schütz te Zeist
    De firma Schütz is te vinden met L. Schütz, maar ook met L.W. Schütz.
    Ludwig Wilhelm Schütz (Kleinwelka 1805-Carlsbad 1874). In Kleinwelka (Pruissen) zat net als in Zeist de Broedergemeente.

    De firma is in 1834 opgericht, aan het Zusterplein te Zeist. Later geheten de Koninklijke fabriek van gegoten Zink- en Bronswerken L. Schütz & Zoon Zeist. In 1894 werd het bedrijf overgenomen door de firma F. W. Braat te Delft.

    Aantal voorbeelden van werken:
    De twee gietijzeren fonteinen uit 1885 in plantsoen tussen de Janssingels te Arnhem;
    De twee vergulde zinken adelaars van het toegangshek van Artis, uit 1854;
    De zinken Wilhelminafontein uit 1898 op de Grote Markt te Gorinchem;
    Een ronde drinkwaterbak met ijzeren lantaarn (ca. 1878) bij de Koninklijke Stallen te Den Haag.

  4. Als ik me niet vergis, vervaardigde Schütz ook plafonds en dergelijke. Je komt zijn naam regelmatig tegen, vooral rondom Utrecht, dan wel Heuvelrug. Wanneer de architect Kamperdijk aan iets heeft gewerkt, kom je gewoonlijk ook wel ergens iets van Schütz tegen. In het Bisschoppelijk Paleis (voorheen de woning van de directeur der spoorwegen) aan de Utrechtse Maliebaan is bijvoorbeeld de prachtige gietijzeren trap die drie, vier etages omhoog klimt, van een plaatje met de naam Schütz voorzien. Alles van Schütz is kwaliteit, en is van extra waarde.
    Voor wat betreft ‘fake’: vergeet niet dat de latere negentiende eeuw alles apprecieerde dat niet ‘echt’ maar ‘vals’ bleek – men leefde tenslotte in een tijdperk van industrialisatie, alles was maakbaar. Dus, geen echte rots maar cement, geen stucwerk maar voorgevormde caoutchouc, en geen eikehout maar eikehoutfineer (vaak over écht eiken heen gesmeerd) – illusie was alles. Natuurlijk geheel tegengesteld aan onze zo eenvormige, ‘eerlijke’ tijd.

  5. Mooi speurwerk door Jan. Ik was helemaal vergeten dat de firma Schütz leverde voor de Koninklijke Stallen, terwijl ik daar lang geleden (1982) zelf onderzoek heb gedaan. Schütz leverde niet alleen de grote kandelaber (“een grooten kandelaber in gegoten galvanisch gebronsd zink met 4 roodkoperen lantaarns”) voor de binnenplaats, maar ook andere lantarens/gaskronen voor binnen en buiten. De totale levering kostte 5603,40 gulden in 1879. Aardig is te vermelden, dat Schütz een tekening van de grote lantaarn op ware grootte had gemaakt, die men op een geraamte van latten op de binnenplaats opstelde, zodat het effect beoordeeld kon worden. Van architect Eberson (architect van de koning) is een ontwerp voor de grote lantaarn bewaard gebleven. Maar, nu dwaal ik af. Op zoek naar nog meer bewaarde tuinornamenten van Schütz uit Zeist! KVH

  6. Ik heb net opdracht gekregen om 3 zinken consoles opnieuw te maken.
    En op een oude console stond de naam L.Schutz zeyst.
    Ben even gaan zoeken op internet en kwam deze site tegen.
    Ben zeer geïnteresseerd in zinken voorbeelden van deze vakman ( daar kan ik heel veel van leren). Zijn er bijvoorbeeld catalogussen uitgegeven net als bij de Firma Braad uit Delft?

  7. Besten, in verband met mijn werk als kleuronderzoeker aan verschillende projecten in Artis ben ik ook geïnteresseerd geraakt in L. Schütz. Ik heb geweldige informatie gevonden in het boekje ‘Zink in Nederland’ van Meindert Stokroos. Als ik jullie reacties zo lees weet ik zeker dat je er blij mee zult zijn!
    Er staat een heel hoofdstuk Schütz in met voorbeelden van zijn werk.
    Met groet, Leonieke Polman

    • Dank u voor deze informatie.
      Waar kan het boek ‘Zink in Nederland’ van Meindert Stokroos kopen.
      Op internet vindt hem niet.

      Vriendelijke groet.
      Henk Plugboer.

      • In Zeist zijn beelden van L. Schütz bekend. O.a. Adam en Eva in de trouwzaal van het raadhuis uit 1908. Ook ten minste een beeld in de collectie van Stichting het Hernhutter Huis (Broedergemeente). Contactpersonen bij mij bekend. Misschien kan “Zink in Nederland” door de RCE gescand en beschikbaar gesteld worden, evenals de andere boeken uit de zeer informatieve materialenserie van Stokroos? Uiteraard met zijn toestemming.

  8. Ik heb het boek (Zink in Nederland ) gekocht op internet.
    Ben er zeer gelukkig mee.
    Er staat veel informatie en voorbeelden in over de vele zinkgieterijen die Nederland rijk was.

  9. Op 16 mei 2007 heb ik een bezoek gebracht aan het kasteel Sterkenburg. Ik werd rondgeleid door de heer Bos en Olivier Merten

    Rond 1850 zijn bij de verbouwing van kasteel Sterkenburg gegoten zinken elementen toegepast. Het gaat hier om een van de balustraden van de toegangsbrug tot de voormalige voorburcht (de andere balustrade is inmiddels vervangen door een weinig gelijkend houten replica), de beide balustraden op het landhoofd naar de brug van de hoofdburcht en de balustraden van de balcons op de hoofdburcht.

    Zink werd in het verleden gebruikt als surrogaat voor duurdere materialen, zoals in dit geval voor natuursteen. Om de gelijkenis met natuursteen te optimaliseren werd het grijze zink in een witte kleur geschilderd. Een nadeel daarbij was wel de geringere levensduur van het metaal, met als gevolg dat veel negentiende-eeuws zink inmiddels is verdwenen. Tegen deze achtergrond moet aan de zinkwerken op kasteel Sterkenburg hoge zeldzaamheidswaarde worden toegekend. De onderdelen zijn naar alle waarschijnlijkheid geleverd door de toenmalige zinkfabriek van Schűtz uit Zeist. Zekerheid daaromtrent kan echter pas worden verkregen na archiefonderzoek.

    Om het bedrijfsrisico tijdens het vormen en gieten van het zink te beperken, werden de balustraden samengesteld uit afzonderlijk gegoten segmenten. Bij nauwkeurige inspectie van de nog aanwezige objecten is deze werkwijze goed te zien. De onderlinge verbinding tussen de afzonderlijk gegoten onderdelen is door solderen tot stand gekomen. Om de balustrade voldoende stevigheid te geven is inwendig een ijzeren montuur aangebracht, een werkwijze die ook wel bij ander gietwerk werd toegepast, zoals bij beelden en fonteinen.
    Gemeten naar de ouderdom van de zinken onderdelen zijn deze in betrekkelijk gave staat bewaard gebleven. Opmerkelijk is dat de ijzeren steunconstructie, het montuur, op het oog geen noemenswaardige schade heeft veroorzaakt; dit in tegenstelling tot andere zinken objecten, zoals bijvoorbeeld de bladzinken bouwornamenten, die door ijzeren monturen grote schade hebben opgedaan. Deze vorm van schade heeft te maken met het feit dat zink zich opoffert om ijzer tegen corrosie te beschermen.

    Met het oog op een duurzaam herstel is het te overwegen de bestaande ijzeren monturen uit zowel de segmenten van de balustrade en eventueel de tussenliggende zinken pijlers te vervangen door roestvrijstalen exemplaren. Ontbrekende delen zouden weer in gietzink moeten worden uitgevoerd, hetgeen betekent dat er nieuwe mallen moeten worden gemaakt.

    In verband met de toen lopende herstelwerkzaamheden heb ik het volgende geadviseerd.
    Het verdient aanbeveling de nog spaarzaam aanwezige verfresten nader te analyseren, om zo tot een verantwoorde reconstructie te kunnen komen van de oorspronkelijke kleur. In negentiende-eeuwse literatuur is herhaaldelijk sprake van het feit dat zink zich moeilijk laat schilderen. Het gegeven dat verhoudingsgewijs weinig gegoten zinken objecten nog op kleur zijn, heeft daarmee zeker te maken. Een rondgang in de literatuur en de verschillende sites op internet illustreert de verschillende visies op de problematiek. Het is zeker te overwegen een gefundeerd advies te vragen aan bijvoorbeeld Sikkens. Daarnaast lijkt het mij in elk geval zinvol het oppervlak van de nieuw gegoten onderdelen enigszins aan te stralen om een met het originele materiaal vergelijkbare ruwheid te bereiken.

    Kennelijk is er nadien helemaal niet gebeurd. Gelukkig hebben we daardoor een ‘instructieve brug’ behouden.

    P.S. De kolossale consoles onder het balcons zijn overigens van Martin uit Zeist.

    • Ik heb de brug gezien. Het is een geweldig stuk vakmanschap en zeer zeldzaam.
      Ik heb reeds vele zink gegoten ornamenten en beelden gerestaureerd en had dit nog nooit gezien. Het zou geweldig zijn als de leuningen weer in oude glorie worden hersteld.

  10. De Hernhutter-familie Schutz is ook in Suriname bekend.

    Ludwig Carl Christian Schutz (1868-1949) reisde in 1888 vanuit Zeist af naar Suriname, waar hij van 1911-1927 als inspecteur voor het onderwijs actief was. In 1920 bracht hij een bezoek aan Coronie, waarvan het door hem geschreven verslag bewaard is gebleven. Naar hem is in Suriname de Schutz-school vernoemd.

    Harald Ludwig Christian Schutz (1895-1974) werd geboren te Salem Coronie. Hij was als onderwijzer actief in Albina en werd hierna na een opleiding in Europa in 1928 directeur van de Graaf von Zinzendorfschool, waar hij tot 1946 werkzaam was. In zijn periode was ook Johan Pengel daar leerling. H.L.C. Schutz bracht publicaties uit, waaronder die over de geschiedenis van de Hernhutters in Zeist.

    Illustratrice Eva Schutz verzorgde van eind jaren twintig tot eind jaren veertig illustraties voor de EBG in Suriname. Ze maakte o.a. ook de illustraties voor het werk Kleine Sariman van Esther Bielke

  11. Kan iemand in het boekje zink in Nederland zien of het beeld genaamd Flora erin staat?
    Op de voet van het beeld staat L.Schulz Jr.

    Ook als er een engel met bazuin en vazen in staan ben ik erg geïnteresseerd.

    Ben op zoek naar de herkomst van de bazuinengel en de vazen.

  12. In 2014 werden enige aanvullingen met betrekking tot de zinken elementen op Sterkenburg te Driebergen als reactie op Fake.
    Het is niet meer te vinden bij de andere reacties. Daarom nog maar eens geplaatst.
    Inmiddels is bekend dat Pierre Rhoen, oud-gemeentearchivaris van Zeist een uitgebreid onderzoek op schrift gesteld heeft over Schütz.

    Dan Sterkenburg; Het zinkwerk van de brug (1859) op de startfoto van Jan Holwerda is inderdaad van Ludwig W. Schütz. Hij of zijn firma vervaardigde of leverde ook, mogelijk i.s.m. de firma Martin te Zeist, terracotta ornamenten. Bijvoorbeeld de talrijke consoles onder de gootlijsten en de consoles onder het balkon van de zaal werden door eigenaar Kneppelhout van Sterkenburg aan Schütz betaald. Eveneens leverde Schütz de stucornamenten van de grote zaal van Sterkenburg.
    Deze posten komen voor in de Sterkenburgse boekhouding van de herbouw van het kasteel uit de periode 1848-1854 en rekeningen in diverse Sterkenburg/archieven uit periode 1848-1885. In de jaren 1974-1994 uitlopend tot 2004 werd door mij hiernaar onderzoek gedaan.
    Schütz leverde de koperen windvanen op de Vierkante toren van het kasteel met het jaartal 1867 (heden kopie) en van de Duiventoren in 1862 samen met de vergulde koperen bol, de gegoten zinken sierstukken nabij de windvaan en eveneens de rood cementen hoekstukken en consoles van de bakstenen boogfries.
    De ontwerpen leverde de architect Nicolaas Johannes Kamperdijk (1815-1887).
    Kamperdijk verbouwde 1841-1846 de kerk aan de Utrechtseweg/1e Dorpsstraat te Zeist in neogotische stijl….op steenworp afstand van de Hernhutter-werkplaats van Schütz (Lageweg 49 en de werkplaats en rijk geornamenteerde huis o.a. Lageweg 37 van de firma Martin-terra cotta ornamenten welke o.a. werden uitgevormd in zinken mallen die kennelijk werden vervaardigd door ‘koperslager’ Schütz.

    Schütz vervaardigde onder andere voor Sterkenburg zinken brugbalustrades voor drie bruggen, balustrades van twee balkons en in zink het grote wapenschild van de ridderhofstad met kroon boven de hoofdingang. Schutz leverde in 1867 de zinken dekplaat voor de sluitsteen van een doorgang in de Vierkante-toren met het wapen van
    het echtpaar Kneppelhout-Drabbe (heden een kopie/afgietsel). Tevens leverde Schutz met een combinatie van ijzer en gegoten zink twee nog bestaande zwart geschilderde torchieres voor Sterkenburg. Twee overeenkomstige exemplaren werden kennelijk aan Koning Willem II voor Soestdijk geleverd en in 2011 verkocht als “Frans-werk” op de
    Soestdijk-veiling (foto in cat., maart 2011). Schütz vervaardigde nog andere rijker geornamenteerde torchieres voor Willem II/ Soestdijk. (mogelijk een foto in cat. De Lelijke Tijd 1995)

    Voor Sterkenburg vervaardigde Schütz eveneens zinken neogotische balustrades die van 1848 tot 1851-1854 boven de kroonlijst van het kasteel aanwezig waren. Deze bestonden uit op de hoeken geplaatste zinken sokkels (als bij het huidige balkon van de zaal) die verbonden werden met zinken balustrades. De huidige zware uitkragende terra cotta hoekconsoles aan de gootlijsten zijn hiervan restanten.

    Tussen 1848 en 1851 bleken zware reparaties aan het (nieuwe uit 1848 stammende) kasteeldak noodzakelijk. Zodoende werd weer in 1851 gestart met bouwen. De toen bestaande neogotische trapvormige bekroning met arkeltorentjes boven de hoofdingang en de voornoemde balustrades werden vervangen door de huidige klokgevel. Slechts het (nog aanwezige) zinken wapen met kroon (Schütz 1848-1849) boven de hoofdingang bleef gehandhaafd. Voor de toen gebouwde klokgevel vervaardigde Schütz in 1854 een (nog aanwezige) loden tympaan bekroond door loden pot met vruchten, naar voorbeeld van een zandstenen pot welke van het ME/17de/18de-eeuwse in 1848 afgebroken kasteel afkomstig was. In de tympaan staan de woorden “Hersteld 1854″…en mr. K.J.F.C.Kneppelhout van Sterkenburg (1818-1885) tekende in zijn
    boekhouding in 1854 aan….dat het (de gang van zaken) niet complimenteus was “voor den bouwer” (Kneppelhout of mogelijk Kamperdijk ?).

    De afwerking van de zinken elementen op Sterkenburg was (vermoedelijk) in een hardsteen-kleur. Dit sloot dan aan op bijvoorbeeld het hardsteen van de brug uit 1859. Foto’s circa 1851-1854 van het kasteel doen vermoeden dat de goot-elementen en -balustrades in een hardsteen-kleur waren geschilderd. Indien het zinkwerk natuursteen
    imiteerde was de afwerking van het zink op Sterkenburg voorzien van een imitatie-frijnslag….als op natuursteen. Het sloot zo aan op het natuursteen van de bruggen. Dat het toepassen van zink ingegeven was door kostenbesparing of surrogaat voor duurdere materialen lijkt mij vooral een 20ste-eeuwse benadering.

    Met het opkomen van nieuwe ideeën ten aanzien van restauratie en instandhouding ontwikkelde zich de waardering voor het authentieke of het authentieke materiaal. Eerst verwierf een kasteeleigenaar aanzien en waardering door zijn kasteel af te breken en via een herbouw het “ideaal te restaureren” zoals Kneppelhout in 1848-1854 deed maar ook bij Kasteel Haarzuilens gebeurde. Tegen het einde van de 19de-eeuw ontwikkelde zich mede door Victor de Stuers “Holland op z’n smalst” uit 1873 waardering voor authentieke historische bouwwerken, waardoor een eigenaar aanzien verwierf door instandhouding van de substantie die zo door de eeuwen was ontstaan. Voor imitatie-materialen betekende dat aan het einde van de 19de-eeuw de waardering hiervoor afnam en het heeft kennelijk tot omstreeks 1980 moeten duren voordat voor de
    19de-eeuw weer een ruimere waardering ontstond.
    Meindert Stokroos leverde met verschillende publicaties hieraan een mooie bijdrage. Zijn”Fake kan zo mooi zijn” is hiervan een echo…….en dat dachten de 19de-eeuwse bezitters van buitenplaatsen op hun wijze m.i. ook.

    Uniciteitswaarde aan buitenplaatsen geeft het aspect van de combinatie van conservatisme en moderniteit.
    Extra zichtbaar wordt dit wanneer sprake is van een oude of middeleeuwse oorsprong van de buitenplaats. Nadruk werd gelegd op het aanzien van de bezitter wiens
    familie mogelijk verbonden was of werd met een historie van vele eeuwen. Maar buitenplaatsen waren eveneens kweekvijvers van de nieuwste industriële ontwikkelingen. Het is van belang om waarden die daarmee samenhangen zoveel mogelijk zichtbaar te houden.

    Het zink op Sterkenburg is hiervan een voorbeeld maar objecten van het door Wim Meulenkamp zo benoemde cement-rustiek zijn een ander voorbeeld. Deze materialen maakten duurzamere en meer toepassingen mogelijk. Te denken is aan minder gewicht bij zink, zodat op Sterkenburg een balustrade aangebracht kon worden op een houten overspanning terwijl een houten balustrade op die plek minder duurzaam was geweest. Met cement-rustiek, een combinatie van ijzer en cement, werden onbewerkte boomstammen geïmiteerd waardoor onder andere “het hout” met vrijwel geen onderhoud duurzamer zou kunnen zijn dan bij toepassing van echt hout. Terwijl deze materiaaltoepassingen door veranderende inzichten in de 20ste-eeuw een soort huiver bewerkstelligden, is mogelijk vergeten dat deze objecten in het midden van de 19de-eeuw voor een eigenaar en bezoekers van een buitenplaats een zekere verrukking konden betekenen.

    De buitenplaats diende om de representeren waarvan het verwonderen en vermaken van gasten met nieuwste vindingen een onderdeel was. Ontwikkelingen die mogelijk nog niet bij een breed publiek bekend waren, werden als bijzonderheid getoond wat het aanzien van de eigenaar en het plezier bij zijn gasten mogelijk deed toenemen.
    De imitatie frijnslag op het gegoten zink van Sterkenburg mag ons in de 21ste-eeuw verwonderen en deze toen nieuwe technische inventie heeft dat in 1848 in meerdere mate gedaan. De 19de-eeuwse buitenplaatsbezoeker kon zich eveneens verwonderen over de verschijningsvorm van uitzonderlijke staaltjes van cement-rustiek, maar die verwondering betrof dan ook uit de nieuwste technische toepassing van ijzer en cement…….dat wij nu kennen als beton.
    Degenen die…….nephout van ijzer en cement…. op buitenplaatsen ontwikkelden, werden zo de kwartiermakers van onze moderne samenleving.

    Na aanleiding van onderzoek in de jaren 1990-1994 ontstond het bewustzijn van de zeldzaamheidswaarde van de toepassingen van zink op Sterkenburg. Aanvang 2000 zijn voorbereidingen getroffen om alle zinken elementen in een project te herstellen. Het vervaardigen van de kopie van het Kneppelhout-Drabbe wapen was in dat kader een
    proefproject. Verkoop van het kasteel in 2004 heeft een verdere doorgang doorkruist.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *