Historische Buitenplaatsen en landgoederen aan RU Groningen.

Ook in het studiejaar 2013-2014 zullen aan de Rijksuniversiteit Groningen het theorievak ‘Historische Buitenplaatsen en landgoederen: een introductie’ en de mastermodule ‘Historische buitenplaatsen en landgoederen: onderzoeksseminar’ gebracht worden. Opnieuw door bijzonder hoogleraar Yme Kuiper, universitair docent Elyze Storms-Smeets en gastdocenten. Het eerstgenoemde bachelorvak zal ook als open colleges worden opengesteld en is daarmee toegankelijk voor derden.

Meer info in de download van de brochure en de download van de studiehandleiding (met details als data, onderwerpen, (gast)docenten, literatuur e.d.)

Personen van buiten de RUG kunnen zich voor dit vak aanmelden in de vorm van open college. De kosten hiervoor bedragen € 300. Opgave geschiedt via het invullen van een hier te vinden formulier. Vermeld op dit formulier de vakcode LKA024B10. Vaknaam: Historische buitenplaatsen en landgoederen.

4 gedachten over “Historische Buitenplaatsen en landgoederen aan RU Groningen.

  1. In verband met de voordracht die Yme Kuiper gisteren tijdens het Cascade-Minisymposium, over het onderwijs aan de Universiteit Groningen, wil ik hier nog enige zaken vermelden die ter sprake kwamen.

    Ten eerste de titel van het zeer inspirerende boek dat hij noemde van de auteurs Paul Brusse en Wijnand Mijnhardt. ‘Towards a new template for Dutch History: de-urbanization and the balance between city and countryside.’ Zwolle, 2011.
    Dit boek geeft een nieuwe visie op de veranderende verhouding tussen stad en platteland in Nederland in de periode 1700-1850. In het boek komt onder meer naar voren dat de stedelijke elite in Holland en Zeeland een stap terug moeten zetten en dat de macht van de adel op het platteland in het oosten sterk toenam in die periode, waarbij onder meer een verband wordt gelegd met de gunstige ontwikkelingen in de landbouw, waarvan de adel als grootgrondbezitter profiteerde.
    Centrale aandachtspunten zijn de volgende. Nam de macht en welvaart van de adel inderdaad toe na 1750 en in hoeverre kwam dat door de stijgende welvaart in de landbouw? Hoe groot was het belang van de adel in de landbouw? Nam het grondbezit van de adel toe of af? Kreeg de adel meer macht in lokaal bestuur, meer invloed in provincie en in Den Haag? Bemoeide de adel zich met de landbouw? Was adel in de achttiende en negentiende eeuw een typisch Oost-, Noord-, Zuid-Nederlands fenomeen? Was er meer welvaart bij adel, omdat het goed ging met de landbouw, daardoor mogelijk meer ingrepen in het landschap en kwamen er grotere huizen en meer parken?
    Deze ontwikkeling kan dan tegenover de neergang van de buitenplaatsen van stedelingen gezet worden. Deze verdwenen rond 1800, vanwege stedelijke recessie (berucht voorbeeld: Zeeland). Buitenhuizen werden afgebroken, parken werden omgezet in landbouwgrond. Misschien blijkt hieruit dat adel andere ideeën had over het bezit van grond dan de stedelijke elite: de adel zou niet snel de grond verkopen, terwijl stedelijke eigenaren grond zien als handelswaar, als belegging, die ze van de hand doen zodra het slechter gaat met de stedelijke economie.

    Ten tweede werd door Yme de familie van Swinderen voor het voetlicht gebracht. Over deze familie en o.a. de buitenplaats Huis Rijs schreven de auteurs Sieger Rodenhuis en Geertje Kingma het boek: ‘Adeldom verplicht: de geschiedenis van de familie Van Swinderen in Gaasterland’ (1774-1958). Leeuwarden, 2010.
    Bij de uitreiking van dit boek werd ook een tentoonstelling geopend (nu digitaal in beeld) in het Fries Museum. De stukken die hier te zien waren en enige gezichten die Yme toonde van het Huis Rijs, zijn te zien op http://www.historiegaasterland.nl/Sites%20hist.archief%20%20HWG/Expositie%20van%20Swinderen.html.
    Deze titels zijn niet opgenomen in een van onze Cascade-Nieuwsbrieven, en ik neem ze ook niet meer op, omdat ik alleen recente titels aangeef; hierbij op deze manier dus toch de vermelding ervan.
    Veel leesplezier. CO

  2. voor een ieder die de door Yme getoonde titels nog even op een rijtje wil hebben:
    – Paul Brusse, Wijnand Mijnhardt (red.), Towards a New Template for Dutch History (2011)
    – Rob van der Laarse, Yme Kuiper (red.), Beelden van de buitenplaats: elitevorming en notabelencultuur in Nederland in de negentiende eeuw (2005)
    – Mark Girouard, Life in the English Country House: A Social and Architectural History (1978)
    – Lawrence Stone & Jeanne C. Fawtier Stone, An Open Elite? England 1540-1880 (1985)
    – Henk te Velde, The International Relevance of Dutch History (2010)
    http://www.bmgn-lchr.nl/index.php/bmgn/article/view/URN%3ANBN%3ANL%3AUI%3A10-1-108174/7179

  3. Carla, hartelijk dank voor de heldere samenvatting en Jan voor de titels. Voor de Utrechtse Heuvelrug geldt in genoemde periode waarschijnlijk de bosbouw als economische uitdaging/drager. Ik geloof dat er nog geen grondig onderzoek gedaan is naar de relatie met de buitenplaatsen. In de huis- en familiearchieven zijn zeker aanknopingspunten te vinden. In 2007 is in de provincie Utrecht “Waard om te weten; leemtelijst geschiedschrijving provincie Utrecht” gepubliceerd. Op de nummers 1, 2 en 3 van de lijst met witte vlekken zijn de thema bestuurlijke en maatschappelijke elite, historische infrastructuur en agrarische geschiedenis opgenomen. In 2009 verscheen het artikel van Renger de Bruin, Leven als een edelman, kasteelbezit van Utrechtse burgers en patriciërs, 1600-1850 in Jaarboek Oud-Utrecht , 2009. Het onderzoek van Yme Kuiper richt zich op het noorden en oosten, maar Utrecht is geen Holland en verdient m.i. ook dezelfde aandacht. Ik ga eerst het artikel van De Bruin lezen. Wie kent het al? Denk ik in de goede richting? Karen Veenland

  4. Korte reactie op Karen. Ik ken het artikel ook niet. Ga eens kijken of ik dat kan vinden en lezen dus. Inderdaad had ik ook al gedacht, hoe zit het dan met Utrecht. Waarschijnlijk is het even buiten de boot gevallen omdat Utrecht vanouds graag wordt genoemd als eenheid met Holland en Zeeland (Unie v.U.). Ik wil hier ook nog wel even kwijt dat de aandacht voor de landbouw ook steeds heel duidelijk naar voren is gebracht door de schrijvers van de groene boekjes (groene RDMZ-reeks over buitenplaatsen), zoals H. Tromp en U. Mehrtens, die met de term “ontginningslandgoed” aandacht besteedden aan de ontginning van de eens woeste gronden (duinen, heide, veen) in landbouwgronden en productiebossen. De eerst woeste gronden in gemeenschappelijk bezit kwamen toen in handen van grootgrondbezitters, die indien het gaat om perticulieren (minder in het geval van ontginningsmaatschappijen) veelal tuin en park lieten aanleggen rondom het vaak reeds bestaande huis (kasteel of landhuis of villa) en zo kreeg het 17de eeuwse woord buitenplaats een doorstart. In Utrecht als overal in Nederland zoals we weten vele voorbeelden. Maar dat wisten we al toch? CO

Laat een antwoord achter aan Carla Oldenburger Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *