Promotie en boek: Landhuizen en villa’s in Nederland

OVERGENOMEN (deels) van Universiteit van Amsterdam

Afgelopen vrijdag promoveerde J.A. de Haan. Op Landhuizen en villa’s in Nederland tussen 1840 en 1916. Jannes de Haan schreef 30 jaar geleden Villaparken in Nederland (1986) en vervolgens Gooische villaparken (1990).

In de tweede helft van de negentiende eeuw verandert Nederland in een moderne samenleving. Economische groei brengt steeds meer welvaart en bovendien ontsluit de aanleg van het spoor gebieden die tot die tijd moeilijk toegankelijk waren. De trein brengt reizigers bijvoorbeeld in ruim een half uur van Hilversum naar Amsterdam. De nieuwe mogelijkheid op het platteland te wonen en in de stad te werken trekt de gegoede middenklasse met een romantisch ideaalbeeld van leven onder gelijken in een natuurlijke omgeving. De vraag naar villa’s buiten de stad groeit enorm. Waar je in 1870 in het Gooi zo’n 25 cent per vierkante meter grond betaalde, stijgt de prijs in twintig jaar tot ongeveer tien gulden.

De Haan analyseerde plattegronden van villa’s en landhuizen en nam daarbij onder meer waar dat die huizen eind negentiende eeuw steeds kleiner werden. De Haan: ‘Ook dan laten bankiers of kooplui nog enorme villa’s bouwen voor gigantische bedragen, maar gemiddeld genomen worden de huizen steeds kleiner, net als de percelen waar ze op staan.’ Het is niet alleen de stijgende grondprijs die leidt tot kleiner huisvesting, wat ook meespeelt is een verandering in klasse van mensen die naar het platteland trekken. In de negentiende eeuw vond enorme urbanisatie plaats, arbeiders kwamen naar de stad op zoek naar werk in de industrie. Tegelijkertijd trok de bovenlaag weg uit de stad. Traditioneel was dat alleen de echte elite, die zich een buitenhuis op het platteland kon permitteren. Met het treinnetwerk werd dat ook een mogelijkheid voor de gegoede middenklasse die zich ‘slechts’ één huis kon veroorloven. Eind negentiende eeuw voegde zich daar nog een groep bij, van de iets minder welgestelde middenklasse. De Haan: ‘Er ontstonden steeds meer functies met een redelijk, maar niet exorbitant vast salaris. Een leraar op de HBS (hogere burgerschool) bijvoorbeeld, verdiende zo’n tweeduizend gulden per jaar en daarmee kon die zich net een kleine villa, van zo’n vierduizend gulden veroorloven.’

Dat is niet alleen terug te zien in de grootte, maar ook in de indeling van de huizen. Die raakt steeds meer op het gezin en minder op publieke functies gericht. Waar de echte elite steevast over een salon beschikt – een pronkkamer om bezoek te ontvangen en van je hoge status te vergewissen, is die ruimte overbodig voor de middenklasse die geen publieke functies bekleedt en zijn dagen niet vult met visites en diners. De salon en ook de zakelijker spreekkamer verdwijnen en de huiskamer wordt de belangrijkste ruimte in huis.

Tenslotte legt inspectie van de plattegronden nog een transitie bloot. De neoclassicistische stijl van symmetrische villa’s – ingang in het midden, vaak te bereiken via een trap, met zuilen aan weerszijden – maakt plaats voor onregelmatige en later boerderijachtige schilderachtigheid. De Haan: ‘Dat vertolkt een nationalistische zoektocht onder architecten naar een typisch Nederlandse bouwstijl. Die vonden ze in de Nederlandse boerderij: asymmetrisch, eigen en pittoresk met rieten dak.’ Het bleek een schot in de roos. De eerste kopers van dit soort landelijke huizen waren bijvoorbeeld psychiater en schrijver Frederik van Eeden en schilder Richard Roland Holst. Zo’n eerlijk en eenvoudig landhuis sloot goed aan bij hun linkse idealen. Na de socialistische bohemiens volgden velen en werd de ‘namaakboerderij’ de standaard voor een huis op het platteland.

De promotie gaat gepaard met een boek: Jannes A. de Haan, Landhuizen en villa’s in Nederland tussen 1840 en 1916, ISBN 9789463010771, 472 p, €29.50. Zie eburon.nl.

Vooraankondiging Colleges Historische Buitenplaatsen en Landgoederen 2017

OPGEPIKT
Vanaf 9 februari 2017 start de collegereeks Historische Buitenplaatsen en Landgoederen aan RU Groningen. Met professor Yme Kuiper en dr. Elyze Storms-Smeets. Voor de colleges op locatie zullen buitenplaatsen en landgoederen in Friesland, Groningen, Overijssel, Gelderland en Utrecht worden bezocht. Deze collegereeks is ook toegankelijk voor externen. Aanmelden via kunst@rug.nl, onder vermelding van vakcode LKA024B10. Zie ook betreffende webpagina van RU Groningen, nu nog met de gegevens van de collegereeks 2016, en de studiehandleiding van afgelopen jaar (PDF).

Twee tekeningen van Rosendael, vermoedelijk uit 1808


vue de Rosandal en hollande Cde. Thiénon (verm. 1808)  Bron: Rijksmuseum
klik hier voor grotere weergave en inzoomen

Zoekend naar beeldmateriaal stootte ik op bovenstaande prachtige afbeelding: een gezicht in het park van Rosendael. De tekening kwam in 2003 via een veiling in New York op de markt en werd door Rijksmuseum Amsterdam aangekocht. Cde. Thiénon is Claude Thiénon. Met zijn naam googelde ik verder, en vond onderstaande tekening: Château du Loo en Hollande. Aangeboden in 2012, in Parijs. Claude noteerde Het Loo, maar het is toch echt kasteel Rosendael; de tekening is niet afgemaakt. Behalve dat het mooie tekeningen zijn, met name de bovenstaande, zijn ze ook nog eens speciaal omdat ze in een periode vallen zonder Rosendael verbeeldend materiaal (volgens mij).

Claude Thiénon was geschoold als topografisch tekenaar. Hij werd bij decreet van 7 december 1806 door Lodewijk Napoleon, sinds mei van dat jaar koning van Holland, benoemd tot dessinate de notre cabinet en was verantwoordelijk voor de aankleding van hoffeesten en incidentele andere bezigheden waarvoor verbeelding en  tekenvaardigheid werden vereist. Uit de Naamregisters van vreemdelingen welke Roosendael bezocht hebben blijkt dat koning Lodewijk Napoleon op 24 juni 1808 met een gevolg te gast was op het kasteel. Thiénon heeft de tekeningen vrijwel zeker bij die gelegenheid vervaardigd. Alleen de namen van de aanzienlijkste hovelingen zijn toen in het bezoekersboek opgeschreven. Die van Thiénon is hierin noch op die dag noch op enige andere in de periode 1806-1808 te vinden. Eind 1808 verkreeg Thiénon een nieuwe functie in Parijs, medio april 1809 vertrok hij. De datering van de tekeningen zal dus periode 1807-1809 en meest waarschijnlijk 1808 zijn (zie ook Bulletin van het Rijksmuseum 2005, p. 85-86).
Jan Holwerda


Château du Loo en Hollande par Thiénon (verm. 1808)  Bron: www.artprecium.com
klik hier voor grotere weergave

Het groene goud. 50 jaar boomverzorging in Nederland

Op 28 oktober 2016 werd het boek Het groene goud. 50 jaar boomverzorging in Nederland van de hand van J’ørn en Lia Copijn en Marina Lameris gepresenteerd.

Deze uitgave beschrijft in woord en beeld de vakontwikkeling van de afgelopen 50 jaar, van 1966 tot 2016. Het vertelt niet alleen over het hoe rond de verzorging, maar ook over het belang ervan. De betekenis van bomen, vanuit natuur- en milieuaspecten, maar ook vanuit de cultuurhistorische waarden komt aan bod. Bovendien komen diverse boomdeskundigen en wetenschappers aan het woord over hun visie op boomverzorging en wordt de geschiedenis geschetst van de Bomenstichting en de Kring Praktiserende Boomverzorgers. Er is ook een groot hoofdstuk gewijd aan de wijze waarop bomen oud worden: hoe ze zich regenereren en hoe de verzorging ze de mogelijkheid geeft om ouder te worden. Het verplanten van bomen, als manier om bomen een tweede leven te geven, komt eveneens uitgebreid aan bod. Daarnaast wordt kort over de grenzen heen gekeken met een historisch perspectief van boomverzorging in onze buurlanden.
Kortom: het thema wordt breed uitgemeten en telkens in historisch perspectief gezet.
Het boek vormt daarmee een belangrijk leerboek en naslagwerk voor de vakwereld, maar is zo toegankelijk geschreven dat iedere geïnteresseerde leek het ook interessant zal vinden.
Het boek is rijk geïllustreerd met veel historische foto’s, schilderijen en etsen van beroemde kunstenaars als Van Gogh en Mondriaan en tekeningen van J’ørn Copijn ter toelichting en illustratie van de teksten.

J’ørn en Lia Copijn, Marina Laméris, Het Groene Goud. 50 jaar boomverzorging in Nederland. ISBN/EAN 9789491229299 € 29,95 Hard cover, 320 pagina’s in kleur, meer dan 550 illustraties en foto’s (vanaf 1 januari 2017 € 34,95).

Elswoutkaart uit 1854 door L.H.E. Gronemeyer


Kaart van Elswout (1854), L.H.E. Gronemeyer  Foto: Jan-Willem van Velzen
Klik hier voor grote weergave.

In het poortgebouw van Elswout hangen afbeeldingen van Elswout. Aan de achter-
zijde van één ervan bevond zich een papiertje met toelichtingen bij een kaart en de
naam Gronemeyer. De vraag was echter: waar was de kaart? Via de catalogus van het
Noord-Hollands Archief noch via andere digitale zoekacties was de kaart vindbaar.

Toch bleek de kaart zich tussen de Elswoutstukken te bevinden. Het betreft een kaart uit 1854 van de hand van L.H.E. Gronemeyer. Meer over deze kaart in deze PDF.
Jan-Willem van Velzen

Westelijke Tuinsteden: excursies, gesprekken en een expositie


Portret Jakoba Mulder door Willem den Ouden Bron: Amsterdam Museum
zie ook #020today: Jakoba Mulder. Portret van eerste vrouwelijke stedenbouwkundige

OVERGENOMEN (delen)
Het is 1961, de lente is begonnen. Stedenbouwkundige Jakoba Mulder beschrijft de aanleg van de Westelijke Tuinsteden in het vakblad Werk in Uitvoering, de gemeentelijke uitgave van de Dienst Publieke Werken. De eerste bomen staan in de aarde, er is 1.000 ha bouwgrond opgespoten, qua omvang gelijk aan Enschede of Tilburg. De groene openbare ruimtes zijn ingetekend; zij heten dan nog ‘ontspanningsgebieden’, om de bevolking te dienen. Die jonge boompjes van toen zijn nu volwassen bomen van soms 50 of 60 jaar oud. De Tuinsteden zijn daadwerkelijk groen geworden.

De verkennende expositie ‘Het Groen en de Tuinsteden’ verdiept zich in de gedachten achter al dit groen. Jakoba Mulder had vanaf 1930 stevig de regie in handen over de vormgeving en uitvoering van de groenvoorzieningen. Mien Ruys legde er prachtige tuinen aan.

Landschapsarchitect Yttje Feddes is op 27 oktober te gast tijdens het Van Eesterengesprek #53 om in te gaan op vragen als: Hoe kun je de groene kwaliteiten van een stadsdeel als Nieuw-West inzetten, herstellen en versterken in de stad die Amsterdam vandaag is en in de toekomst wil zijn? Welke kansen liggen er?

Annemiek Langendoen van Hollandsgroen – die een belangrijk deel van de groenvoorziening in Nieuw-West, waaronder vooral de vele hoven die het stadsdeel rijk is beheert – zal op 24 november tijdens het 54e Van Eesterengesprek spreken over ontwerp, aanleg en onderhoud van groenprojecten in Amsterdam.

Landschapsarchitect Pieter Boekschooten die onder meer de Bretten en Tuinen van West heeft ontworpen zal op donderdagavond 15 december tijdens het Van Eesterengesprek #55 verhalen over de niet-uitgevoerde delen van het Amsterdams Uitbreidingsplan. In gebieden als Tuinen van West, het Sloterpark, de Bretten en de Oeverlanden-Noord heeft de natuur namelijk vrij spel gekregen nadat de oorspronkelijke ideeën op de tekentafel waren blijven liggen.

Expositie: vanaf 21 oktober tot begin 2017
Vrijdag en zaterdag 13:00 – 17:00 uur
Elke eerste zondag van de maand 13:00 – 17:00 uur

De expositie Het Groen en de Tuinsteden is onderdeel van het najaarsprogramma Groen in West, met lezingen, excursies en andere activiteiten rond het thema groen. Kijk voor het volledige programma in de agenda.


Beplantingsplan van Mien Ruys voor de Bakemabuurt Bron: vaneesterenmuseum.nl

Daar bij die molen…


Buitenplaats met stellingmolen (ca. 1760-1775, Diemermeer?)
Bron: Geheugen van Nederland  klik hier voor inzoomen

Bedrijvigheid op buitenplaatsen kennen we, maar deze is toch wel extreem. In dit geval staat er geen molen bij de buitenplaats, maar daar bij die molen… staat een buitenplaats. De afbeelding zit in Bijzondere Collecties Leiden van Universiteitsbibliotheek Leiden. Er staat vermeld: ‘In een oude objectbeschrijving wordt Diemermeer als locatie gesuggereerd.’

Van de combi buitenplaats-molen kom je haast vanzelfsprekend op die bekende combi molen-tuin van molen De Hooiberg op het bolwerk Slotermeer aan de Singelgracht te Amsterdam; de afbeeldingen zeggen genoeg.
Jan Holwerda


Molen De Hooiberg op het bolwerk Slotermeer aan de Singelgracht (1765-1775), Reinier Vinkeles
Bron: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam  klik hier voor inzoomen


De tuin van molen De Hooiberg op het bolwerk Slotermeer (1765-1775), Reinier Vinkeles
Bron: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam  klik hier voor inzoomen

Symposium ‘The world of the Bentincks’

INGEZONDEN (op basis van)
Een symposium met een programma dat geen tuinhistorisch onderdeel kent, maar hier toch even naar voren wordt gebracht. Aanleiding voor het symposium is de afronding van de inventarisatie van het familiearchief Bentinck (15e – 19e eeuw). En Bentincks en locaties met dan wel uitingen van tuinkunst is natuurlijk een gekende combinatie. Op het symposium wordt het eeuwenlange grensoverschrijdende karakter van het geslacht Bentinck naar voren gebracht en staan de schijnwerpers op de rol en positie van Charlotte Sophie Bentinck Reichsgräfin von Aldenburg (1715-1800), die in 1733 met Willem Reichsgraf von Bentinck (1704-1774) huwde.
Het Gelders Archief publiceert de toegang van het familiearchief Bentinck in de loop van 2017 op de website. Op dat moment is het ook familiearchief raadpleegbaar in de studiezaal.

Het Gelders Archief en Landgoed Middachten nodigen u van harte uit om het symposium te bezoeken:
Symposium ‘The world of the Bentincks’
18 november 2016, 10.00 – 17.10
Kasteel Middachten
Landgoed Middachten 3 6994 JC De Steeg, 026-4952186.
Kosten 35 euro. Plaatsing in volgorde van aanmelding.
De voertaal tijdens het symposium is Engels.
Zie ook Gelders Archief en deze PDF.

Ithakaprijs 2016, twee winnaars

     

Gisteren vond de uitreiking van de Ithakaprijs en het Ithakastipendium 2016 plaats (beide groot € 5.000,-). De laatste werd niet uitgereikt omdat er dit jaar geen passende inzending was. Het stipendium werd doorgeschoven naar de prijs en daarmee was er ruimte voor twee winnaars:

Kees van der Leer en Henk Boers met Huygens’ Hofwijck. De buitenplaats van Constantijn en Christiaan. Volgens de jury: ‘het mooiste boek en meest fascinerende verhaal’.

Martin van den Broeke met Het Pryeel van Zeeland. Buitenplaatsen op Walcheren 1600-1820. Volgens de jury: ‘wetenschappelijk de meest diepgaande en gedegen studie’.

Zie ook het bericht en de link naar het juryrapport op skbl.nl.