Tweetal websites

Deze keer een 2-tal recent geopende of vernieuwde websites.

Allereerst de website van Stichting PHP. Deze biedt nu veel meer dan de voorgaande versie, een visiteplaatje.

Tweede is de website Cultuurhistorisch beheer. In september 2006 presenteerde Landschapsbeheer Nederland het Handboek cultuurhistorisch landschapsbeheer. Nu is er een afgeleid product zijnde de website. Onder Elementen is het element Buitenplaats opgenomen.

Allerlei interessants te vinden. Leuk vond ik bv de literatuur per element. Een indicatie hoeveel aandacht het kent/kende en hoe recent die aandacht is? (mijn afgeleide product)  JH

Kasteel Keukenhof nu


Kasteel Keukenhof 2007  Foto Jetty Tempelman

De Cascade voorjaarsexcursie van dit jaar ging naar o.a. Kasteel Keukenhof te Lisse. Aldaar waren we denk ik onder de indruk en misschien wel overdonderd door het plaatje dat kasteel en omliggend park tezamen vormden. Het noordelijk parkdeel dient nu nog als parkeerterrein voor de bussen met bezoek voor de Keukenhof (het bloembollententoonstellingsterrein).
Tijdens de excursie was dat terrein kaal. Enkel verharding, half-verharding en kale grond, bijna een stoffige vlakte. Er werd al verteld over plannen om het parkeerterrein voor de bussen naar elders te verplaatsen en het huidige parkeerterrein permanent bij het park van Kasteel Keukenhof te betrekken.

Nu was ik vorige week in Lisse en ben ik nog even bij het kasteel geweest. En wat een verrassing, een groot groen voorterrein. De parkeerplaats was ingezaaid en vormt nu wel een onderdeel van het grotere geheel. De weg met autoparkeerplaatsen kronkelt er doorheen en valt bijna weg. Carla vertelde me later dat het nog 2 jaar als busparkeerterrein moet dienen, dus het nu is als het ware een overbrugging tot het volgend voorjaar. Maar nu al kun je een beeld krijgen hoe het er straks permanent uit kan zien.  JH


Het groene parkeerterrein  Foto Jan Holwerda

Uitgeverij De Hef publishers

Sinds kort (volgens mij) heeft Uitgeverij De Hef publishers een website. De Hef kennen wij van een reeks van uitgaven. Het recente Gids Doolhoven en labyrinten in Nederland, de monografie L.A. Springer, de 4-delige serie Gids voor de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur, het prachtige Hovenierskunst in Palmet en Pauwstaart en nog enkele andere werken. Al deze werken zijn te vinden in fondslijst.

De website kent ook een keuze ‘lopende projecten’. Daar staat een 3-tal projecten waar wij ook al wat aan hebben mogen ruiken, via bv Cascade Bulletin of een Ronde Tafel Conferentie bijdrage. Te vinden zijn "Er stond een vrouw in de tuin" van Anne Mieke Backer, Mien Ruys van Leo den Dulk en "Met levend materiaal" (Copijn) van Mariëtte Kamphuis. Lees de info en zie afbeeldingen die per projekt geboden worden.
Doolhoven en labyrinten verscheen dit jaar, de andere 3 volgen in 2008 en 2009.  JH

Echo in groot landschap

In mei van dit jaar vroeg Tineke Scholtens of ik een vermelding van het verschijnen van Echo in groot landschap wilde maken. Met de wetenschap van een komend Cascade Bulletin met een verslag van het Rob Leopold Symposium in het achterhoofd, wilde ik even wachten tot het verschijnen van dit nummer zodat een combinatie gevormd zou worden. Dat even wachten duurde wat langer dan verwacht, maar het Cascade Bulletin 2007-1 is nu in de bus gevallen.

Echo in groot landschap is het verhaal van een plek. Een plek te midden van de akkers in het Groningse Slochteren, waar twee mannen, Jan Nauta en Sible de Blaauw, 35 jaar geleden als studenten een tuin begonnen. Rob Leopold brengt de tuin in beeld via een gesprek.

Over het boek zegt Ineke Verbeek-Kramer in het bovengenoemde Bulletin: ‘In de traditie van de hofdichten, zoals in Constantijn Huygens Hofwijck, loopt de lezer samen met Jan Nauta en Rob Leopold door de tuin en luistert mee naar hun samenspraak’. Maar lees vooral de rest van haar artikel om een verdere indruk te krijgen.
En ik, ik haal zo het beeld voor ogen van Jan en Sible in tweespraak, met prachtige plaatjes, in die zaal van het symposium.  JH

Nieuwe huisvesting Speciale Collecties

Per 16 juli is Bibliotheek Forum (WUR) geopend. De collecties van de meeste Wageningse bibliotheeklocaties zijn nu onder één dak te samen gevoegd.

Special Collections is verder uitgebreid en is opnieuw gehuisvest in ‘de kelder’. Nu niet meer lettelijk, maar t.o.v. van de open stellingen. Vanuit het ‘normale’ bibliotheekdeel kijk je als het ware door een glazen oog naar beneden en werp je je blik op het opengestelde deel van Special Collections. Een mooie, bijzondere vormgeving.

En een vormgeving met veel licht hout op beton, erg fraai. Net als de buitenkant van het gebouw, en de gevoelsmatig wijdse ruimte om het gebouw.
Overigens huisvest het gebouw veel meer dan enkel de bibliotheek.

Gedurende de gehele verhuisperiode was er een blog. Naast deze blog zijn er ook veel foto’s te vinden.  Beide te vinden via Forum building. New home of the library.  JH


Zicht, van boven, op Special Collections  Foto’s WUR

Freemasonic Symbolism

In weblogs van 24 april, 7 mei, 8 mei en 10 mei werd gesproken over vrijmetselarij en vernieuwende tuinarchitectuur in de tweede helft van de 18de eeuw en over het gebruik van onderdelen met een decoratie, die verwant kan zijn aan de maçonnieke symboliek.

Mochten deze weblogs aangesproken hebben, dan is het volgende artikel mogelijk ook interessant. Ik vond Freemasonic Symbolism and Georgian Gardens door Patrizia Granziera.  JH

In de afbeelding links o.a. zon, maan en sterren als in de eerdere weblogs al genoemd.

Vakantie

Frchateau_maintenonfericois    Frbreteuilvormsnoei2007

F.- E. Ricois (1795-1881) Aquaduct van Maintenon.            Vormsnoei in het park van Chateau Breteuil. Foto Joost Gieskes

Vakantie

Een heerlijke tijd, die maanden juli en augustus (2007). Vele nieuwe informatie kan binnenstromen. Doet u ook mee? Cascade-vrienden vliegen uit, gaan met vakantie of keren al weer terug. Zij willen hun vakantie graag met uitstapjes naar een historische tuin of park combineren. Joost Gieskes schreef na zijn terugkomst uit ‘Eure et Loir’ en ‘Ile de France’ het volgende:

Chateau Maintenon. Circa 25 km noord van Chartres ligt het plaatsje Maintenon, alwaar zich een interessant kasteel bevindt, van oorsprong 13e eeuws, maar later vaak uitgebreid. Het interieur is buitengewoon mooi en zeer origineel. Hier woonde Madame de Maintenon, vriendin van en later in het geheim getrouwd met Lodewijk XIV, de zonnekoning, een van de redenen waarom het kasteel er nu nog zo fraai uitziet. Het kasteel ligt aan de rivier de Eure. De tuin is een ontwerp van André Le Nôtre, maar dat is toch niet echt meer zichtbaar. Daar staat tegenover dat het uitzicht vanuit de tuin schitterend is en haar weidsheid onovertroffen. Het restant van het aquaduct, door Lodewijk XIV aangelegd om de tuinen van Versailles te bevloeien, is nog steeds te zien en draagt bij aan een bijzondere ervaring. Wonderlijk genoeg wordt in toeristische documentatie niet of nauwelijks aandacht besteed aan dit monument. Wie Chartres wil bezoeken mag Maintenon beslist niet overslaan: ‘vaut un détour’.

Chateau Breteuil. Tussen de kastelen Rambouillet en Versailles ligt Chateau Breteuil. Dubbele rijen linden vormen de oprijlaan tot het kasteel, en iets verder, langs een landweg, verrassen lanen met Italiaanse populieren. Het slot stamt uit begin 17e eeuw en is altijd in bezit geweest van dezelfde familie (Le Jay). Opvallend in de tuinen zijn de grote vijver, veel tuinbeelden en veel vormsnoei, terwijl ook een uitgestrekt bos met grote vijvers de aandacht vraagt. Een deel van het bos is als sterrenbos aangelegd. Ook spreekt men van een xe2x80x98Gallo-Romeinsexe2x80x99 duiventoren. In de droge gracht rond het kasteel lopen herten. En dan is er nog een doolhof, een orangerie en een ijskelder. Het buiten ligt nogal geïsoleerd; zodat men een bezoek goed vooraf moet plannen. Alles bij elkaar een zeer fraaie locatie, jammer genoeg met een beetje teveel speelgelegenheid voor kinderen, om geld voor onderhoud en restauratie te genereren. Gefascineerd hebben we naar het vakkundige snoeiwerk door drie hoveniers gekeken.

Cradle

Nedstaverden10juli2007_005midden_1 

Staverden. Onlangs geplaatste nieuwe berceau. Deze loopt tussen boomgaarden en moestuinen door en van parkeerplaats naar bezoekersterras. De Blauwe Regen wordt hier aangeplant. Foto Carla Oldenburger

Cradle

Een tijdje geleden werd ik opgebeld door een vertaler van een Engels boek. Hij was met een tuinbeschrijving bezig en vroeg mij of ik wist wat een cradle betekende, in verband met een tuin of park. Ik kende het woord niet in verband met tuinen, maar begreep het meteen. Dat sloeg natuurlijk op hetzelfde woordgebruik als het woord berceau. En waarom gebruiken de Fransen dit woord berceau? Ga maar eens op je rug liggen in een berceau, dan zie je dat het halfronde hemeltje lijkt op het hemeltje van een wiegje.

Het geheim van een goeie berceau is de juiste hoogte, de juiste breedte, de juiste begroeiing, en het juiste tracé.

De hoogte mag best behoorlijk zijn (soms wel drie tot vier meter); belangrijk is het evenwicht met de omringende ruimtes en andere gebouwen in de nabijheid. De berceau xe2x80x98komt bovendien naar benedenxe2x80x99, omdat bloemen en takken neerhangen.

De breedte is afhankelijk van de hoeveelheid personen die naar verwachting er door zullen lopen. De nieuwe berceau op Staverden is een verbinding tussen parkeerplaats en xe2x80x98kasteelxe2x80x99 en tussen parkeerplaats en bezoekersterras en werknemers en bezoekers zullen vaak naast elkaar in de berceau willen lopen.

De begroeiing (dus de kleur van bloemen en bladeren) is afhankelijk van de kleurencombinaties en de ruimte direct buiten de berceau. In dit verband is ook belangrijk of men denkt aan een xe2x80x98openxe2x80x99 of xe2x80x98dichtexe2x80x99 berceau (d.w.z. met of zonder uitzicht naar opzij).

Het tracé is misschien wel het allerbelangrijkst. We zien maar al te vaak een berceau die leidt van niets naar niets; of van een bepaalde plaats naar een open plek waar niets gebeurt. Ook wordt een berceau nogal eens gebruikt als een toegangslaantje voor een huis of een tuinhuis. Gevolg hiervan is vaak dat een karakteristieke gevel helemaal achter de berceau verdwijnt.

Een cradle of berceau of loofgang is dus wel een tuinsieraad om over na te denken, zowel in het geval van restauratie als in het geval van een nieuwe toepassing. CO.

Volkspark


Ontwerp van Leidse Hout, K. C. van Nes, i.s.m. Bureau Granpré Moliere, Verhagen en Kok, ca. 1927.
Bron: Speciale Collecties, Bibliotheek WUR.
In donkergroen zijn de sportvelden aangegeven.

Wat is eigenlijk een volkspark? Dit was een vraag die de Stichting Leidse Hout Monumentwaardig onlangs stelde aan het kennisinstituut RACM. Daar moest men het antwoord op schuldig blijven. Vandaar deze weblog, in de hoop dat RACM hier ook nog wat van kan leren.

Gerrie Andela schreef een uitgebreid artikel over het ontstaan van het volkspark in Wonen-TA/BK 1977, no. 9 / 10, p. 12-28. Het is bekend dat aan het eind van de 19de eeuw er sprake is van een nieuw natuurgevoel en de opkomst van een grote behoefte aan buiten-recreatie, denk aan Heimans en Thijsse, de oprichting van de Ver. Natuurmonumenten, de NJN en de AJC.

De opkomst van volksparken, afkomstig uit Duitsland, sloot naadloos bij deze behoefte aan. Pionier op dit gebied is de Duitse tuintheoreticus C.C.L. Hirschfeld. Hij stelt duidelijke eisen voor de inrichting van een volkspark: aanleg in landschapsstijl, met rij- en wandelpaden, paviljoens met versnaperingen, muziektenten, vijvers, bootjes; ook, om het volk te verlichten, pleitte hij voor monumenten van geschiedenis en kunst. Het eerste park in de zin van Hirschfeld is de Englischer Garten in Muenchen (1789); later volgt in 1824 een park dat op initiatief van het gemeentebestuur werd ingericht, het Volkspark bij Magdeburg, ontworpen door P.J.Lenné.

In de tweede helft van de 19de eeuw komt de nadruk meer te liggen op de aanleg van sportterreinen, zoals tennis- en turnbanen, spelplaatsen voor allerlei balsporten, vijvers en renbanen (Gustav Meyer, Lehrbuch der schoenen Gartenkunst, 1860).

Nog later (Hamburg, 1909) blijkt dat de landschapsstijl niet langer bepalend is voor de vorm van het park, maar eerder de vorm van de sportterreinen en andere voorzieningen. Een stadion, een renbaan,  een zwembad en sportterreinen vormen dan de hoofdbestanddelen van het park, naast een formele tuin en een vijver.

In Nederland loopt de ontwikkeling iets achter maar wel parallel. Openbare wandelgelegenheden (geen volksparken) waren er al heel lang natuurlijk. Denk aan de Maliebaan, het Lange Voorhout, De Hout in Haarlem en Alkmaar en de Plantage in Amsterdam. Echte volksparken waren net als in Duitsland en Engeland allereerst een zaak van particulier initiatief. Het waren parken in landschapsstijl, met in aanvang bescheiden sportaccomodatie. Het Vondelpark (J.D. en L.P.Zocher)  bood mogelijkheden voor wandelen, fietsen, musiceren en schaatsen. In het Oosterpark (Amsterdam) plande Leonard Springer kinderspeelplaatsen, een vijver en een muziektent.

Het eerste echte Nederlandse volkspark bestemd voor arbeiders en niet voor de gegoede burgerij, was het Volkspark in Enschede, naar ontwerp van D. Wattez (1873). Later volgden het Volkspark te Rijssen (1912) en Meppel (1914), beide ontworpen door Springer. Kort na de eeuwwisseling (Woningwet 1901) begon de traditionele opzet van een openbaar park toch te verschuiven van een esthetische beleving naar een sociale functie. In het Vondelpark kwamen tennisbanen en in Het Park aan de Maas een aantal sportvelden.

Het Stadspark in Groningen is het eerste park in Nederland waarvan de vormgeving door de diverse sociale voorzieningen wordt bepaald. Het Zuiderpark in Den Haag, het Kralingse Bos in Rotterdam en het Amsterdamse Bos in Amsterdam werden aangelegd in deze traditie. Vele recreatievoorzieningen, die inspelen op de behoeftes van sterk uitbreidende grote steden vormen het uitgangspunt: speeltuinen, sportvelden, plantsoenen, bos, natuurterreinen, boulevards, parkwegen, volkstuinen, en vaak ook een stadion en een kampeerterrein.  CO

Kloostertuin geschilderd door Philip Sadée (1903)


Kloostertuin, Philip Sadée (1903).  Bron: Kunsthandel Pieter Overduin, Giessenburg

De schilderijen van de Leeuwenhorstabdij te Noordwijkerhout en de St. Adelbertabdij te Egmond die op de weblogs van 20 en 23 februari 2007 zijn geplaatst, hebben bij Joost Gieskes de ogen voor kloostertuinen geopend. Hij reikte mij na de restauratiebeurs een reproductie van een schilderij aan, waarop een kloostertuin was geschilderd, in 1903 vervaardigd door de Haagse schilder Philip L.J.F. Sadée (1837-1904).

Sadée is in zijn tijd een bekend schilder geweest, behorende tot de Haagse School. Op het schilderij zijn zusters te zien die recreëren in een kloostertuin, met op de achtergrond een kloostergebouw. Een dikke boom (kastanje?) geeft de dames schaduw; een duiventil staat in de tuin; duiven vliegen rond en worden gevoederd door de zusters. De tuinbanken dateren heel duidelijk uit de tijd (planken op xe2x80x9cboomtakkenxe2x80x9d); heel bijzonder is dat ze zijn voorzien van voetenplanken, alsof het koorbanken zijn. Eigenlijk zijn er geen typische kenmerken van een kloostertuin te onderscheiden.

De vraag is natuurlijk welke kloostertuin zou dit kunnen zijn? Sadée schilderde voornamelijk het land- en vissersleven en stadgezichten. Ook het feit dat hij leraar is geweest aan de Haagse Tekenacademie gaf geen aanknopingspunten. Ik moest wel meteen denken aan het St Odapark in Venray, omdat ik daar eens was geweest voor het beschrijven van het park voor de Gids voor de tuin- en landschapsarchitectuur, deel Zuid. Hier hadden zusters Ursulinen in 1899 een park aangelegd voor leerlingen van een pensionaatsschool, zodat zij ook buiten konden recreëren, in een beschermde omgeving en onder het toeziend oog van de zusters. Deze orde wijdt zich aan het opvoeden en onderwijzen van meisjes en stichtte scholen in o.m. België, Duitsland en Nederland, sinds 1645.

Ik stak mijn licht op bij Wim Meulenkamp, onze folly-specialist, maar ook werkzaam bij de Stichting Kerkelijk Kunstbezit Nederland (SKKN) en ik had geluk. Hij kende niet dit schilderij, maar wel een dat er heel veel op lijkt en dezelfde tuin afbeeldt. We hebben hier te maken met de tuin van het Stella Maris Klooster in Maastricht, tot voor kort bewoond door de Zusters Ursulinen van de Romeinse Unie, gevestigd in het Statenkwartier in Maastricht. Heel bijzonder is dat de afgebeelde tuinbanken zich nog in de tuin bevinden.

Zie verder Kerkgebouwen in Limburg; ga dan naar de M van Maastricht en vervolgens naar Klooster en Kapel van de Zusters Ursulinen. U vindt dan een redengevende monumentenbeschrijving en fotoxe2x80x99s van de kapel en het kloostergebouw. Het schilderij heeft hierin waarschijnlijk een plaats gehad.

In 2006 hebben de zusters hun klooster verlaten. Op een andere website vond ik de begraafplaats van de zusters; klik vervolgens op de eerste foto.

Met dank aan Kunsthandel Pieter Overduin te Giessenburg. CO.