Inventarisatierapport Vlaskamptuinen in Friesland en Groningen.

Aly van der Mark bracht de afgelopen jaren de vergeten tuinen van Vlaskamp onder de aandacht. Zij vond in de grootboeken van kwekerij Bosgra lijsten met geleverd plantmateriaal door Vlaskamp besteld. Zij spitte de kloeke grootboeken door en kwam tot de slotsom dat Gerrit Vlaskamp meer dan 350 orders heeft geplaatst voor tuinen in Friesland, Groningen en Drenthe. Zij heeft vervolgens adressen bij de leveringen gezocht. In samenwerking met Jan Piet de Boer van Landschapsbeheer Friesland is een selectie gemaakt. De geselecteerde tuinen in Friesland zijn door Stieneke van der Wal en  Anne Wolff geïnventariseerd. Ietse-Jan Stokroos bezocht de Groningse tuinen. Het is geen tuinhistorisch onderzoek maar een inventarisatie op basis van de Bosgralijsten met geleverd materiaal. De inventarisatie leverde veel vragen op, die hopelijk nog eens worden onderzocht. De Bosgralijsten op zich zijn al een onderzoek waard.

Download Vlaskamptuinen in Friesland en Groningen Inventarisatierapport van parken en tuinen van Gerrit Vlaskamp

Stieneke van der Wal en Anne Wolff

Zie ook online kaart en o.a. ook verslag per geïnventariseerde tuin.

Cascade najaarsexcursie 2013.

Hierbij een shotje van een scène van onze gids Lucia A. bij de stapstenen in het park van Rams Woerthe. Het was nogal tricky, iedereen gleed eerst uit over een modderig stukje op de helling en daarna waren de stenen ook wel glad.
We hadden maar sporadisch een zonnestraal, helaas, maar het was toch een mooie en interessante excursiedag. Ook nog een kiek over een van de vijvers.
Elisabeth Stades-Vischer

Christie Weduwer stuurde een link naar een album met al haar foto’s: zie hier.

Veiling van belangwekkend schilderij.


Familieportret Van Mollem-Oosterwijk-Sydervelt op Zijdebalen (Utrecht, 1740), Nicolaas Verkolje.
Bron: commons.wikimedia.org

Soms staat een schilderij gegrift op je netvlies. Bij mij is dat het geval met het familieportret Van Mollem-Oosterwijk-Sydervelt, waarop de lusthof Zijdebalen bij Utrecht op de achtergrond is afgebeeld. Het schilderij is door Nicolaas Verkolje in 1740 gemaakt bij gelegenheid van de 70ste verjaardag van David van Mollem.

Ik associeer het met het begin van mijn belangstelling voor tuinhistorie. Daarna zag ik het op de tentoonstelling Aardse paradijzen in 1996. En ik geloof ook later in Amsterdam en Enschede. Regelmatig wordt het ‘aangehaald’, omdat het zo betekenisvol is. Nog zo’n schilderij is het familieportret van Agneta Block met de ananasplant.

Vanochtend ging mijn hart sneller kloppen toen ik een tip ontving via de mail voor een veiling in Luzern: een portret van David van Mollem [dus zonder familie] door Nicolaas Verkolje uit 1740 komt a.s. zaterdag 21 september onder de hamer; zie katalog, p.11 of online.


David van Mollem op Zijdebalen (Utrecht, 1740), Nicolaas Verkolje.

Als begeleidende informatie ontving ik: Het gaat om het uit de literatuur wel bekende, maar bij mijn weten nooit eerder afgebeelde schilderij waar DvM zittend op een terras is weergegeven, nu eens niet geschematiseerd zoals vaak bij Verkolje, maar oud, gegroefd en met individuele trekken. Op de achtergrond een blik over de Grote Vijver naar het huis Zijdebalen, een samentrekking van De Beijers gezichten 5 en 11 (rechtse gedeelte) uit de catalogus Zijdebalen uit 1981.

Wat zie ik zelf? Inderdaad een wat lossere pose van de geportretteerde. De achtergrond en enkele attributen lijken op die van het familieportret. Mijn oog valt op de vruchtdragende ananasplant. Dat is écht de eyecatcher van het schilderij! Ik verbaas mij erover dat het op hout is geschilderd en de afsnijding roept vragen op. Maar wat een interessant portret!

Wat zou het mooi zijn als een Nederlands museum het schilderij – dat ook of juist betekenis heeft in de Nederlandse tuinhistorie – zou kopen. Bijvoorbeeld het Centraal Museum in Utrecht of het Rijksmuseum Twente (met Verkolje-collectie).

Conservatoren met volle depots en weinig middelen moeten snel van het belang overtuigd worden. Maar hoe?

Karen Veenland-Heineman

 

Tuinarcheologie; de onderste laag boven.

Thema en programma voor het komende Platform Groen Erfgoed zijn bekend.

“Tuinarcheologie; de onderste laag boven”
woensdag 2 oktober 2013, 13.30 tot 17.00 uur
Kinderdijkzaal van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Smallepad 5 in Amersfoort
Aanmelden via groenplatform@cultureelerfgoed.nl.

Van tuinarcheologie zeggen zowel archeologen als tuinhistorici dat die kennis aan de rand van hun expertise ligt. De tuinarcheoloog bestaat in Nederland (nog) niet.
De programmacommissie pakt de handschoen, opgegooid door onze platformleden, op om te verkennen welke mogelijkheden het onderzoeksveld biedt.
We horen vaak dat de discipline in Engeland verder ontwikkeld is; is dat ook zo, en wat kunnen we ervan leren? Welk onderzoek is er in Nederland uitgevoerd? Welke expertise moet je bij elkaar brengen om de resultaten goed te interpreteren? En waar kunnen we de gegevens vervolgens opslaan?

Vanaf 13.00 uur: Inloop met koffie en thee
13.30 uur: Welkom
13.35 ‘Tuinarcheologie in Engeland’ door Jan Woudstra
dr. Jan Woudstra is lector aan universiteit van Sheffield, tuinhistoricus en landschapsarchitect. Jan Woudstra geeft in zijn lezing een overzicht van de ontwikkelingen in het tuinarcheologisch onderzoek in Engeland.
14.20 ‘Archeobotanie en (post)middeleeuwse tuincultuur’ door Henk van Haaster
dr. Henk van Haaster is archeobotanicus en palynoloog. Hij onderzoekt plantenresten uit archeologische opgravingen en natuurlijke afzettingen zoals veen en bodems. In zijn lezing laat hij zien wat de mogelijkheden zijn van archeobotanisch en palynologisch onderzoek naar oude tuinen. Henk werkt bij het onderzoeksbureau BIAX Consult.
14.50 speakerscorner
15.00 pauze
15.20 ‘Tuinarcheologie in Nederland’ door Jan van Doesburg
drs. Jan van Doesburg is senior onderzoeker middeleeuwen en vroegmoderne tijd bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Hij geeft een kort overzicht van Nederlandse opgravingsprojecten en gaat in op de ontsluiting van gegevens.
15.50 ‘Zorgwijk, proefsleuven over een verdwenen borg’ door Froukje Veenman
dr. Froukje Veenman is archeoloog bij de gemeente Groningen. Zij laat zien hoe zij in 2012 met behulp van studenten van de RuG de aanleg rond een verdwenen Groninger borg onderzocht.
16.20 Discussie
16.40 Afsluiting, aansluitend gelegenheid voor ontmoeting en discussie met een drankje.

(de foto laat zien hoe na een periode van droogte onderliggende structuren ‘naar boven’ kunnen komen, voormalige parterre van Gawthorpe Hall UK, met dank aan Henk vdE).

Tentoonstelling ´t Onvolprezen Zeister Bosch.

Vandaag opent de tentoonstelling ver de geschiedenis van het Zeisterbos, tot en met 6 oktober 2013 in Slot Zeist te zien. Aanleiding is de aankoop precies 100 jaar geleden van 200 hectare bos door de Gemeente Zeist. De veiling van de wijd en zijd vermaarde “Zeister Bosschen” vond plaats in september 1913. Door die aankoop werd voorkomen dat dit gebied is volgebouwd.

Het bos was de afgelopen eeuw een belangrijke toeristische trekpleister voor dagjesmensen en pensiongasten én het recreatiebos voor de Zeistenaren. Binnen zijn grenzen vonden bijzondere ontwikkelingen plaats, zoals de aanleg van het ziekenhuis en de algemene begraafplaats, (toch) woningbouw en de vestiging van het bezoekerscentrum De Boswerf. In de jaren ’30 was er een kleine dierentuin bij het Jagershuis, waarvan de kunstrots met manenschapen nog rest. De naam Bisonveld herinnert aan de bisons, die hier in de eerste helft van de 20ste eeuw graasden.
Het Zeisterbos heeft zich ontwikkeld uit de 18de-eeuwse buitenplaats Beek en Royen aan de Tweede Dorpsstraat. De statige rechte lanen en de beek in het bos behoren tot de oorspronkelijke aanleg. In de 19de eeuw zijn hier de buitenplaatsen Hoog Beek en Royen en Pavia gebouwd. Uit die tijd stamt de landschappelijke aanleg met gebogen lanen en slingerende vijvers.
Het bosbestand bestond oorspronkelijk vooral uit grove dennen. De laatste 100 jaar is het beheer gericht op diversiteit om de flora en fauna te verbeteren. In 1994 werd Het Utrechts Landschap de nieuwe eigenaar van het Zeisterbos. Met de status van beschermd natuurgebied is bouwen-in-het-bos ook in de toekomst uitgesloten.

De tentoonstelling ‘T ONVOLPREZEN ZEISTER BOSCH is een wandeling in het bos door de tijd. Deze wordt met prachtige historische kaarten, tekeningen en foto’s, documenten, filmfragmenten en citaten uit de collecties van het Gemeentearchief en het Zeister Historisch Genootschap, in beeld gebracht.

Voor locatie, data en tijden, en toegangsprijzen, zie hier.

Een monumentale Hollandse linde in Clingendael.

   
De Hollandse linde op Clingendael  Foto’s: Joost S.H. Gieskes

De puissant rijke familie Doublet zag rond 1670 kans het landgoed Clingendael internationale vermaardheid te bezorgen door de aanleg van de Frans classicistische tuinen, geïnspireerd door het werk van de de tuinarchitect André Le Nôtre (1613-1700) (Vaux-le Vicomte; Versailles). Hoe fraai Clingendael destijds ook was, het onderhoud was onbetaalbaar en tijdrovend.
In 1727 kwam Clingendael door vererving in bezit van Wigbold Slicher (1694-1744), in leven burgemeester van Wageningen en vervolgens lid van de Staten-Generaal. Onder zijn bewind werden de tuinen verregaand versoberd, zie daarvoor een deel van het landgoed hieronder afgebeeld. Het is een tekening uit 1733. Tegenover de oprijlaan ligt het koetshuis. Direct daarnaast, ten zuiden ervan, is een geribbelde lijn getekend over de volle breedte met een opening in het midden. Dat is de slangemuur waarvan nog een deel resteert, en thans wordt gerestaureerd.
Langs die muur stonden lindebomen, vrijwel zeker leilinden. Daarvan resteert er nog een! Hij staat vlak bij het restant slangemuur. Linden kunnen zeer oud worden, en als ze hol worden vormen zij zelfs nieuwe wortels (adventiefwortels). Dat is bij deze linde ook het geval. Bewijsbaar is het niet, maar wel zeer waarschijnlijk dat deze boom dus omstreeks 280 jaar oud is. Uniek dus, deze Hollandse linde, en waard om voor de toekomst te behouden.
Om die reden heeft de boomkwekerij Noordplant te Glimmen, na toestemming van de Gemeente Den Haag, een aantal twijgen van de boom geknipt . De twijgen, ook griffels genoemd, worden eerst geënt op het wortelgestel van tweejarige lindezaailingen (onderstammen) om moerplanten te maken. De jonge scheutjes van deze moerplanten worden in de zomer gestekt, zodat de nieuwe lindeboompjes in de kroon en in de wortel genetisch identieke nakomelingen zijn van de oorspronkelijke Clingendael-linde. Bomen verkregen van zaad kunnen door andere bomen zijn bevrucht en zijn dus niet per definitie identiek.
De stekken worden nog vijf à zes jaar doorgekweekt tot bomen van zo’n vijf meter hoog met een polsdikke stam. Het zou prachtig zijn als deze jonge bomen te zijner tijd langs de slangemuur worden geplant, daarmee het historisch landgoed verrijkend. Ook dendrologisch (boomkundig JG) is zo’n toevoeging van identieke bomen waardevol.
Joost S.H. Gieskes


Uitsnede, met slangemuur, van Caerte van Clingendael (1733).
Bron: Haagse Beeldbank (zie hier).