Herfstlezing Nederlandse Tuinenstichting.


uit The Gardener’s Labyrinth, Thomas Hill (1594).
Bron: Special Collections University of Glasgow

Afgelopen donderdag vond de Herfstlezing 2008 van de Nederlandse Tuinenstichting plaats. Naast een lezing van Johan Geerdink over Natuurlijk/Natuurrijk Groen en de boekpresentatie van Villatuinen in Nederland 1900-1940 door Eric Blok (zie ook weblog van 23 okt) was er een lezing door dr. Erik A. de Jong: Aan het begin der dingen: tuintechnologie en tuinkunst rond 1600, over het gebruik van tuingereedschap als basis voor het maken van een tuin.

Tuingereedschap als middelpunt en maar ook als startpunt van een verhaal zoals vooral Erik de Jong dat in zijn geheel eigen stijl kan brengen. Iets simpels als gereedschap wat lopende het verhaal met van alles en nog wat gerelateerd raakt, meer en meer status krijgt toebedeeld en tot kunst wordt verheven. Als gezegd in zijn geheel eigen stijl die je meeneemt, vervoert en overtuigt. Helaas kom ik dan altijd thuis met ‘brokstukken’ en ben ik opbouw en lijnen kwijt, niet tot reproductie in staat. Het is als een warme, volle, weldadige douche, maar als je die uitzet blijven slechts enkele druppels aankleven. Maar een lezing die mij erg aansprak.  JH

Bovenstaand een van de beelden die Erik de Jong gebruikte om gereedschappen te laten zien, maar ook te illustreren dat juist de marges van afbeeldingen zoveel interessants en moois opleveren. Ik wilde juist deze afbeelding gebruiken om een reconstructie van die ‘Pumpe in a Tubbe’ te laten zien. En onderstaande illustratie laat zien hoe eenvoudig gereedschap status krijgt en verwordt tot kunst; tuingereedschap deels verguld en ingelegd met parelmoer.


Set of pruning tools (1575-1600).
Bron: The Metropolitan Museum of Art, New York.

Villatuinen in Nederland 1900-1940

Afgelopen woensdag 22 oktober was de eerste bijeenkomst Platform Groen Erfgoed, bij RACM te Zeist. De middag werd afgesloten met een korte presentatie door Eric Blok over en vervolgens de uitreiking van het eerste exemplaar van Villatuinen in Nederland 1900-1940.; geschreven door Eric Blok en Birgit Lang van SB4 en in samenwerking met de RACM.

Een publicatie die gezien kan worden in het verlengde van de reeks van 4 delen over Nederlandse Tuinarchitectuur 1850-1940. In die reeks vormde, per deel, het materiaal en werk van een aantal tuinarchitecten steeds het startpunt. In Villatuinen in Nederland 1900-1940 zijn de tuinen zelf, hier villatuinen, het middelpunt.

Het persbericht zegt o.a. '…beoogt de cultuurhistorische waarde van villatuinen uit de eerste helft van de twintigste eeuw nauwkeuriger dan voorheen vast te stellen. Een groot aantal typische stijlkenmerken en elementen worden beschreven, waardoor het herkennen en duiden van deze tuinen wordt vereenvoudigd.'
Dit wordt gedaan in de hoofdstukken 'De villatuin in zijn context', 'Structuren en elementen in tuinen', Tuinstijlen' en 'Voorbeeld monumentenomschrijving villatuin'.

Villatuinen in Nederland 1900-1940, door Eric Blok & Birgit Lang, 156 pagina's, full colour en rijk geïllustreerd, ISBN: 978-90-76046-57-0, 19,50 euro, te bestellen via: www.villatuinen.nl  JH

“Oh oh Den Haag”, een verrassing

Oh oh Den Haag in het Haags Historisch Museum (zie ook weblog 14 okt) is te beschouwen als een Haagse pendant van de algemene tentoonstelling Bewonderde stad in het Mauritshuis. (zie ook weblog 17 okt)


Haga in Hollandia, Hollandse school (1553) (aanklikken voor grote weergave)
Onder, de schietbaan (links) en tuin vóór Doelenhuis rechts. Coll. Haags Historisch Museum

Op de informatie voor de pers vond ik een afbeelding van het prachtige anonieme schilderij Haga in Hollandia 1553. Hierop is langs de Hofvijver een groenaanleg te zien – tussen twee huisjes en schotten – bestaande uit de schietbaan van de St. Sebastiaanschutterij, afgescheiden door een haag tussen de schietbaan en het wandelpad langs de Hofvijver. De schietbaan dateert al van 1462-1464 en werd aangelegd door Karel de Stoute. Verder zien we rechts van de schietbaan een tuin ter hoogte van het tegenwoordige Haags Historisch Museum. Deze behoorde bij het Doelhuis (plaats waar in de middeleeuwen de schutters oefenden met hun hand- en voetbogen), gebouwd in 1509, en later in 1636 vervangen door het tegenwoordige gebouw van de St. Sebastiaansdoelen, waar nu het Haags Historisch Museum in is gevestigd. De tuin past overigens geheel in de laat zestiende eeuwse stijl van Hans Vredeman de Vries met randperken, geometrische middenperken en op de hoeken vormsnoei en / of hoog opgaande planten.

Het totale schilderij verschaft ons een zicht vanaf de (latere) Korte Vijverberg, over de Hofvijver en langs de Lange Vijverberg en de achterzijde van het Binnenhof. In het rechter huisje op de schietbaan spant een man de handboog. De Korte Vijverberg werd in 1633 aangelegd op het terrein van de schutterij, zodat er een verbinding ontstond tussen het Plein en het Voorhout.

Maar nu de xe2x80x9cverrassingxe2x80x9d. Het schilderij is niet te zien op de tentoonstelling. Wel hangt er een bijna identiek (anoniem) schilderij van veertien jaar later (1567), getiteld Haga Comitis Hollandiae Pars, waarop weliswaar de schietbaan is te zien, maar veel minder uitgewerkt, terwijl de tuin vóór het Doelenhuis ook maar fragmentarisch is weergegeven.

Ook interessant: op de kaart Haga Comitis in Hollandia uit 1570 – die beneden in het museum hangt – kunnen we in plattegrond ongeveer dezelfde situatie onderscheiden. De Hofvijver is overigens altijd een zeer gewild onderwerp voor schilders geweest. Er zijn diverse andere schilderijen van dezelfde plek op de tentoonstelling, zoals een schilderij van G. A. Berkheyde uit 1692. De schietbaan en de tuin langs de Hofvijver zijn dan verdwenen en we kijken op een geplaveide straat. CO.

Bewonderde stad: Hollandse stadsgezichten uit de Gouden Eeuw

Deze tentoonstelling is te bezichtigen in het Mauritshuis van 11 oktober 2008 t/m 11 januari 2009. Te bewonderen zijn 51 stadsgezichten waarvan 13 van Amsterdam, 7 van Haarlem en verder nog enkele van Den Haag, Dordrecht, Rhenen, Nijmegen, Utrecht, Middelburg, Delft en Hoorn. Alle beroemde Nederlandse stads- en landschapsschilders zijn vertegenwoordigd: Gerrit Berkheyde, Jan van der Heyden, Jacob en Salomon van Ruysdael, Jan van Goyen, Johannes Vermeer, Pieter Saenredam e.a.

Sommige schilderijen sluiten mooi aan bij eerdere weblogs over xe2x80x9cBomen in Amsterdamxe2x80x9d en xe2x80x9cBomen horen op de grachtenxe2x80x9d,  maar we kunnen op deze tentoonstelling ook bomen bestuderen xe2x80x9cbuiten de stadxe2x80x9d en soms ook xe2x80x9cop een marktxe2x80x9d of xe2x80x9cop een dijkxe2x80x9d.

Het meest intrigerend vond ik de oudste schildering op de tentoonstelling van Hans Bol.


Detail van Gezicht op Amsterdam vanuit het zuiden, Hans Bol (1589). Perkament. Part. Collectie.

We zien hier een lusthuisje in aanbouw en een ommuurde en omgrachte lusttuin. Het is bekend dat er al in de 16de eeuw tuinkoepels en lusthuisjes stonden langs de xe2x80x9cuitvalswegenxe2x80x9d rond Amsterdam, maar zoxe2x80x99n duidelijke en vroege voorstelling hiervan had ik nog niet eerder gezien.

Dan was er het schilderij van Hendrik Vroom Gezicht op Delft (1625) en in tegenstelling met de sparren voor de stadsmuur van Amersfoort waren hier helemaal geen bomen aan de buitenzijde van de stadsmuur te zien. Als inwoner van Rhenen deed het me goed onze prachtige toren geschilderd te zien door Jan van Goyen (1646), vanaf de Grebbeberg en met zicht op de Rijn en de uiterwaarden (Washington, Coll. William A. Clark).

Ook het hieronder afgebeelde schilderij van G. A. Berkheyde, Gezicht op de Gouden Bocht van de Herengracht in Amsterdam, vanaf de Vijzelstraat (ca. 1672) is bijzonder. Je zou kunnen concluderen dat er in de 17de eeuw geen bomen op de Herengracht stonden, maar bij nadere bestudering van het schilderij zien we nog lege percelen langs de gracht en bouwresten van huizenbouw en/of bestrating op de kades liggen, zodat het aannemelijk is dat de bomen nog geplant moeten worden of tijdelijk verwijderd zijn, zoals onlangs op de Herengracht nog is gebeurd, vanwege werkzaamheden. Ter orientatie, het derde (hele) huis van links is Huis de Vicq (1670 voltooid), nu Prins Bernhard Cultuurfonds.


Gezicht op de Gouden Bocht van de Herengracht in Amsterdam, vanaf de Vijzelstraat,
G. A. Berkheyde (ca. 1672). Recent aangekocht door het Rijksmuseum.

Als laatste schilderij wil ik noemen het schilderij van Het opwerpen van de nieuwe stadswallen van Haarlem in 1671 (Paris, Institut Néerlandais, Coll. Frits Lugt). We zien hier de uitvoering van een landschapsarchitectonisch project aan de noordzijde van de stad. Te zien is hoe zoxe2x80x99n kolossaal werk tot stand is gebracht. Mensen vervoeren het zand met kruiwagens naar boven en paarden draaien de molen rond die het water uit de bouwput pompt. Deze wallen werden later – in de 19de eeuw- door Zocher jr in landschapsstijl veranderd tot park en villapark. Zeer de moeite waard allemaal. CO.

Een aantal stadsgezichten, o.a. bovengenoemde Het opwerpen van de nieuwe stadswallen van Haarlem in 1671 van Gerrit Adriaensz. Berckheyde, is te zien op site van Mauritshuis; hier en hier.

Oh Oh Den Haag


Westerbeek, detail Gezicht op Den Haag vanuit het west-noordwesten, Jacob van der Croos

In het Haags Historisch Museum, Korte Vijverberg 7 te Den Haag, is tot 11 januari 2009 een boeiende overzichtstentoonstelling te zien van ‘s-Gravenhage en omstreken over de periode 16de tot 19de eeuw. Als u van Den Haag houdt: gaat u er beslist heen! Als u van schilderkunst door de eeuwen heen houdt – ietwat primitief, fijnschilderkunst, impressionistisch – u komt ogen tekort. Dan zijn er gedetailleerde stadsplattegronden met zeer veel siertuintjes (E. Homann, 1730) alsmede de originele ingekleurde tekening van Den Haag en wijde omtrek met alle buitenplaatsen erop door S.W. van der Noordaa uit 1839. Alhoewel aangekondigd komen de afbeeldingen van buitenplaatsen er nogal bekaaid af; speciaal daarvoor hoeft u er niet heen te gaan, maar u mist wel wat..

Zie ook de website; www.haagshistorischmuseum.nl. Openingstijden ma-vr van 10-17 uur; za-zo 12-17 uur.
Een uitvoerig gedocumenteerd boekje krijgt u mee bij de rondgang. Wilt u het houden: 2 euro.

Joost S.H. Gieskes

Oh oh Den Haag: wonderschone stadsgezichten in het Haags Historisch museum. Teksten Marco van Baalen; Robert van Lit; Jim van der Meer Mohr. 89p. xe2x82xac 2,=.

Voor verdere studie over Haagse stadsgezichten aan te bevelen
Haagse stadsgezichten 1550-1800: topografische schilderijen van het Haags Historisch Museum, door Charles Dumas, m.m.v. Jim van der Meer Mohr. Zwolle, 1991. 747 p. xe2x82xac 59,50.

Meerdere afbeeldingen al zien? Klik HHM Perspagina afbeeldingen.
De genoemde kaarten al zien? Klik Homann of Noordaa (en ga dan inzoomen).


Expositiezaal met op achtergrond Gezicht op ‘s-Gravenhage, Jan van Goyen (1650)

Caspar David Friedrich en het Duitse romantische landschap

De tentoonstelling Caspar David Friedrich en het Duitse romantische landschap is op dit moment te bezoeken in Museum Hermitage Amsterdam. Ook in de Kunsthalle in Hamburg werd twee jaar geleden uitgebreid aandacht besteed aan deze schilder (Caspar David Friedrich: Die Erfindung der Romantik). Deze tentoonstelling was een groot succes en wordt nu (vanaf 28 november as.) in Hamburg xe2x80x9cvervolgdxe2x80x9d door Jakob Philipp Hackert: Europas Landschaftsmaler der Goethezeit. Ik zal daar later ook verslag van doen.


Links: Grote cascades in Tivoli,  Jakob Philipp Hackert (1783)  Staatsmuseum Hermitage St. Petersburg
Rechts: Villa van Maecenas in Tivoli, Jakob Philipp Hackert (1783)  Staatsmuseum Hermitage St. Petersburg

Waarom wordt dit allemaal op onze weblog aangekondigd, is misschien uw reactie. Cascade besteedt toch alleen aandacht aan Nederlandse tuinen, parken en landschappen? Helemaal waar, maar het thema landschap wordt door Friedrich eigenlijk heel algemeen ten tonele gevoerd; het gaat om het romantische landschap dat hij oproept met zijn schilderingen en niet om de topografie.

Daarnaast tonen twee schilderijen van Hackert xe2x80x93als traditionele Italianisant en voorloper van Friedrich- ons de overweldigende cascades van Tivoli bij Rome. Na het zien van deze laatste schilderijen is voor mij weer heel begrijpelijk waarom ons Tuinhistorisch Genootschap het woord Cascade in zijn naam heeft opgenomen. Het is een symbool voor de altijd stromende kennis van tuinen, parken en landschappen, die wij aan elkaar willen doorgeven en met elkaar willen delen. Volgens mij dus een bezoek zeker waard. CO.

Uit het persbericht:
Bijzonder zijn naast de schilderijen van Friedrich de nog nooit getoonde en gepubliceerde aquarellen van Carl Fohr, die werden ontdekt tijdens de voorbereiding van deze tentoonstellingxe2x80xa6 Tot circa 1960 vertegenwoordigden Friedrichs schilderijen voor de meeste kunstkenners in Nederland een foute wereld die te maken had met een fataal nationalisme, gevoed door gedachten over Blut und Boden. Sindsdien is er veel veranderd. Al jaren is Friedrich xe2x80x98inxe2x80x99 en voor velen een cultfiguur geworden. Dat heeft onder meer te maken met het feit, dat de natuurbeleving die spreekt uit zijn schilderijen, de laatste decennia door velen wordt gedeeld. Caspar David Friedrich en zijn vriend Philipp Otto Runge hebben onbewust voor een vernieuwing in de beeldende kunst gezorgd. xe2x80xa6De landschappen van de diepgelovige protestant Friedrich zitten vol religieuze symboliek die verwijst naar een goddelijke aanwezigheid in het landschap, maar inspiratie vond in de landschappen van zijn eigen omgeving: o.a. Rügen, Rostock, het ommeland van Dresden en het Reuzengebergte.

Bloemetjes uit Groninger handschriten


Afbeelding 1


Afbeelding 2

Tineke Scholtens mailde een serie bloemetjes uit Groninger handschriten.

Hierbij heeft ze de volgende vragen:
Wat is de mogelijke naam van de afgebeelde, bestaande planten, maar ook planten, die beslist niet naar de natuur zijn getekend?
Wat was toch de ratio van het tekenen van fantasie-planten of zo je wilt gestyleerde planten?

Klik hier om een totale bladzijde te zien.


Afbeelding 3

Afbeelding 4

Afbeelding 5

Afbeelding 6

Afbeelding 7

Afbeelding 8


Afbeelding 9


Afbeelding 10

Afbeelding 11

Afbeelding 12

Dutch Garden

Ik heb de Dutch Garden weblogs gevolgd, Buiten jrg 1908 en de Engelse artikelen gelezen, en ik heb zoiets van ‘dit is een discussie waar iedereen gelijk heeft’. Kortweg, zij die zeggen Dutch Garden bestaat niet want iets als een Dutch style bestaat niet hebben gelijk. Net als zij die zeggen Dutch Garden bestaat wel want Engelse tuinhistorische literatuur staat er mee vol. In mijn beleving is het niet meer, maar ook niet minder, dan een aanduiding, een benoeming. Niet per se een aparte stijl, of een bestaande of ooit bestaande stijl, maar wel een tuin, een beeld, dat zich onderscheidt, dat te benoemen valt.

De eerste mening (bestaat niet) werd aangehangen door Leonard Springer. In zijn artikel (in 2 delen) Dutch Gardens zegt hij er bestaat geen Dutch style, dus geen Dutch Garden. Hij lokte een reactie uit, van S. v. H. die met een zeis door het artikel van Springer heen ging. Iedere tikfout en ieder foutief jaartal wordt belicht en er wordt afgesloten met een groot aantal verwijzingen naar Engelse literatuur waarin wordt gesproken van de Dutch Garden. Of te wel het fenomeen bestaat want de literatuur noemt het. Springer zelf bleef natuurlijk niet achter en komt terug met een reactie waarin hij op zijn beurt de bijl hanteert.
Overigens zijn deze reacties een voorbeeld van verbaal geweld van 100 jaar geleden; nu kunnen we verbaal tekeer gaan, maar toen stond men ook z’n mannetje.

De voorgaande weblog noemt ‘Who knows what a Dutch Garden is?’ met “English ‘Dutch’ gardens exist only in the historicist imagination”. Leuk is dan (vind ik) dat dit mogelijk een variatie is op de titel van een artikel van John Dixon Hunt uit het ook genoemde boek nav van het Dumbarton Oaks symposium uit 1988: ‘But who does not know what a Dutch garden is?’ . Een retorische vraag uit een reisverslag uit 1793. Of te wel, het was toen een ieder meer dan duidelijk waar over je sprak als je het had over Dutch Garden.

Maar als iedereen gelijk heeft, is de voorgaande reeks van weblogs en reacties dan zonder waarde? Nou voor mij niet, uit alle stukje heb ik wel wat opgepikt.
Jan Holwerda

Als mogelijke verbeelding van de regel ‘But who does not know what a Dutch garden is?’ laat John Dixon Hunt een schilderij van de hand van Johannes Janson zien:


Een formele tuin (mogelijk in Noord-Holland), Johannes Janson (1766)
Bron: J. Paul Getty Museum

Dutch Garden Clingendael


Dutch garden van Westbury Court (Westbury-on-Severn)

‘Who knows what a Dutch Garden is’?
Dat is de toepasselijke titel van een artikel in Garden History 30:2 (2002), geschreven door de eminente Engelse tuinhistoricus David Jacques, mij vriendelijk toegezonden door Jan Woudstra Phd. Sheffield university. Inderdaad, bij wie kunnen we beter te rade gaan over het begrip ‘Dutch Garden’ dan bij de Britten? In dit veelomvattend artikel heeft de auteur minutieus alle over dit onderwerp bestaande literatuur verzameld, gerangschikt, bestudeerd en geanalyseerd. De geschriften van Erik de Jong ontbreken daarbij niet! Tevens heeft David Jacques bij zijn studie betrokken het gestelde op het symposium landschapsarchitectuur te Dumbarton Oaks uit 1988, geheel gewijd aan ‘Dutch garden art’ bij gelegenheid van de 300-ste verjaardag ‘when William, Prince of Orange, and his Scots wife Mary took the throne’.

David Jacques zou grotelijks tekort worden gedaan wanneer ik van zijn compilatie nog eens een eigen samenvatting zou weergeven. [geïnteresseerde Cascadeleden woonachtig in Nederland kunnen het artikel tegen kostprijs euro 3,08 verkrijgen incl.porto]. Ik zal daarom volstaan met de conclusie van de auteur die in zijn artikel veel uitvoeriger is: English ‘Dutch’ gardens exist only in the historicist imagination. It is time that historians of English garden style eschewed (vert. schuwen, vermijden J.G.) labels such as ‘Dutch’. Aan het heldere betoog van de auteur valt niets af te dingen. Het ligt voor de hand dat Nederlandse tuinhistorici deze uitvoerig gedocumenteerde en weloverwogen conclusie behoren te respecteren.

Niettemin, en dat realiseert David Jacques zich goed, blijft in tijdschriften, boeken en reisgidsen de mythe van een ‘Dutch Garden’ bestaan: zodra, kort samengevat, een tuin niet te groot van omvang is, rechthoekig van vorm met geometrische patronen van (buxus)hagen waarbinnen bloemen, daarbij gevoegd vormsnoeiplanten en liefst nog met waterwerken in de nabijheid blijft de benaming Dutch Garden hardnekkig gebruikt in het Verenigd Koninkrijk. Het misschien wel meest frappante voorbeeld daarvan is de door de National Trust in 1973 met veel fanfare afgeronde ‘restauratie’ van de ‘Dutch Garden’ in Westbury Court ‘The only one in Britain’ claimt de Trust. En inderdaad, daar zien we de haagjes en de vormsnoei.

Een ander illustratief voorbeeld zien we in de tuinen van Hestercombe, zie de hierbij gevoegde afbeelding uit het boek Houses and gardens by E.L. Lutyens, auteur Lawrence Weaver, eerste editie 1913. Hier ziet men een andere beplanting voor de haagjes, en vazen in plaats van vormsnoei, maar zelfs door deze beroemde tuinarchitect tot ‘Dutch Garden’ bestempeld. Zie eveneens de hierbij gevoegde aardige ontwerptekening van Gertrude Jekyll met weliswaar interessante vormgegeven vakken, waaruit beter dan uit de foto blijkt dat er geen enkele relatie is met Oud-Hollandse stijl, maar niettemin Dutch Garden wordt genoemd.

We mogen dan ook de ‘Dutch Garden’ niet synoniem stellen met een Oud-Hollandse tuin. Ze hebben niets met elkaar uitstaande, er is geen enkele relatie. Trouwens, wat is ‘Oud-Hollands’? Over ‘Oud-Hollandse tuinkunst’ (Eigen Haard 1889) schreeft Leonard A. Springer: ‘Mogen wij van een hollandschen stijl in de tuinkunst spreken? Bepaald bevestigend kunnen wij de vraag niet beantwoorden’. Het is een lezenswaardige en nog steeds actuele analyse, die, zonder dat Springer dat bedoelde, aardig aansluit bij het betoog van David Jacques. (zie ook weblog CO).

Dat de anglofiele en talentvolle  baronesse Van Brienen, toen zij omstreeks 1918 haar eigen ‘Dutch garden’ ontwierp naar Engels voorbeeld, zal ons nu niet meer verwonderen.(zie foto). Maar deze tuin een ‘Oud-Hollandse’ tuin noemen is onjuist. Het woord ‘Dutch’ vertalen in ‘Hollands(e)’ is ook niet juist; we moeten de freule haar schepping inclusief de naam  Dutch Garden gunnen en ook nu nog zo benoemen. De aanstaande reparatie (‘restauratie’) van dit tuintje met buxusvakken en vormsnoei in Clingendael is een welkome aanleiding daartoe. Dat is dan meteen de enige ‘Dutch Garden’ op het Europees continent.
Joost S. Gieskes


Oud-Hollandse tuin van Clingendael in slechte staat