
Gezicht op een deel van het Petzoldpark en de IJssel vanaf het dak van Rhederoord (2010) (Foto: Jan Holwerda)
Op 11 mei 2023 organiseert de Vakgroep Groen Erfgoed (VGE) de 2e studiedag over het werk van landschapsarchitect Eduard Petzold (1815-1891) in Nederland. De studiedag is bedoeld voor VGE-leden, onderzoekers, adviseurs, beheerders en eigenaren van Petzold-parken. Het aantal deelnemers is beperkt. Er zijn op dit moment nog 20 plaatsen beschikbaar.
Na een eerste verkenning van Petzolds vroegste werken in Nederland voert de tweede studiedag naar exemplarische Petzoldparken uit de jaren 1860 en 1870 in de omgeving van Arnhem. Doel van deze studiedag is het verder aanzet geven tot het bundelen en verdiepen van de bestaande Petzold-kennis. Uiteindelijk wil de VGE komen tot een – indien mogelijk – Petzold-specifieke instandhoudingsfilosofie voor beheer en herstel van zijn werken in Nederland.
Verschillende sprekers zullen ingaan op de nu bekende Nederlandse Petzold-projecten; mogelijke verbanden tussen de opdrachtgevers; de aanwezigheid van een ontwerp en uitvoering; de chronologie van zijn projecten; beplantingsaspecten en boomsoortenkeuze, et cetera. Daarnaast worden de parken van Rhederoord en Hof te Dieren bezocht. Deze tweede studiedag vormt de opmaat naar een internationaal symposium over het werk van Petzold in Nederland en in internationale context. (zie ook groenerfgoedzorg.nl).
Als u na het lezen van het bericht belangstelling heeft kunt u dat kenbaar maken door een e-mail te sturen aan Hein Krantz (ch.krantz@ziggo.nl). Voor vragen kunt u terecht bij Eric Blok (voorzitter@vakgroepgroenerfgoed.nl). Beiden heren zijn lid van de voorbereidingscommissie. Een programma en praktische informatie over de studiedag wordt begin mei toegestuurd.







De Open Tuinen Gids 2023 van de Nederlandse Tuinenstichting (NTs) is uit. Met een kleurrijk overzicht van iets meer dan 400 prachtige tuinen en kwekerijen die hun deuren openen voor het publiek, waaronder de sneeuwklokjestuinen die nu al te bezoeken zijn. De tuinen zijn een afspiegeling van verschillende tuinstijlen en -stromingen in Nederland, en elke tuin vertelt een eigen verhaal. Dit jaar zit er ook een leuk extraatje bij de gids, namelijk een aparte bijlage met zo’n 50 bijzondere Nederlandse (open) moestuinen. Want ook moestuinen behoren tot het groen erfgoed waar de NTs zich al meer dan 40 jaar voor inzet.
Hein Otto was in 1941 de eerste academisch afgestudeerde landschapsarchitect van Nederland. Hij doceerde aan de hogescholen van Wageningen en Delft en had een actief verenigingsleven, zowel professioneel als in de muziek en de beeldende kunst. Otto was ook de eerste landschapsarchitect in dienst bij de Nederlandse Spoorwegen. Daarnaast had hij een éénmansbureau. Hij behoorde tot de kleine groep modernistische tuin- en landschapsarchitecten die een belangrijk aandeel hadden in de wederopbouw door ontwerpen voor landschapsherstel, nieuwbouwwijken, infrastructuur, recreatie- en sportparken. Otto’s oeuvre kent een grote reikwijdte, zowel geografisch als qua schaal. Zijn ontwerpen variëren van tuin tot campus en van stationsgebied tot beplanting van polderwegen en spoortrajecten. Vooral Otto’s ontwerpen voor de Nederlandse Spoorwegen tonen zijn ontwerpuitgangspunten: eenvoud en soberheid. Zijn werk voor gemeenten door het hele land wordt gekenmerkt door eenvoudige geometrische lijnen, vermengd met een meer losse landschappelijke vormgeving. Met zijn gemeentelijk advieswerk en als vaste ontwerper bij de Nederlandse Spoorwegen heeft hij tussen 1950 en 1990 een belangrijk aandeel gehad in de inrichting van het Nederlandse landschap.
Over de Tulpenkoorts van 1636/1637 gaan de wildste verhalen, maar de waarheid is minder opzienbarend. Voor de prijs van een tulpenbol kon je zeker geen Amsterdams grachtenhuis kopen, er waren geen grootschalige faillissementen en niemand is van wanhoop in de gracht gesprongen. Dit boek vertelt wat er wel gebeurde in de eerste helft van de zeventiende eeuw, hoe de tulp van een gewild verzamelobject een handelsobject werd en daarna een speculatieobject. Hoe er eerst werd gehandeld in de bloeiende tulp, daarna in de bollen en tot slot in bollen die nog in de grond zaten en die door speculanten soms wel een aantal keren werden doorverkocht in de hoop op steeds grotere winsten. En wat er gebeurde, en niet gebeurde, toen de markt in februari 1637 instortte, tot vreugde van spotprentmakers en dichters van honende verzen. En hoe de tulp ook na 1637 een geliefd verzamelobject bleef waarvoor flinke prijzen werden betaald.
