Tegen thuyn-dieveryen

Door de woorden Thuyn en Cingel kwam ik op een placaat tegen thuyn-dieveryen. Alleen het laatste woord al vraagt om een kleine weblog.

er was melding gedaan van: ‘… Menschen, die, soo het schijnt, haer werck en professie maecken van de Spijckers en Ysers op de Heyningen van de selve Thuynen violentelijek af te breeeken, de Heyningen te beklimmen, en de Goederen, Aerd en Boom-vruchten uyt de selve Thuynen te stelen en af te snyden, de Hoenders uyt de Hocken by nacht en ontyde op de selve wyse wegh te halen en vervremden …’

Dit zijn zaken die je niet moet toestaan en die om een flinke staf vragen, zaken ‘… ’t welck in een Landt van een goede Justitie en Politie niet en behoort verdragen te worden, maer andere ten exempel ghestraft … die gene die bevonden sullen werden sulcks te hebben ghedaen met der doodt of andersints arbitralijck aen den Lyve ghestraft sullen werden, naer exigentie van saecken, ende volgens de Placaten en Rechten deser Landen …’

De eigenaar wordt gelijk ruimte tot zelfverdediging gegeven, eventuele claims n.a.v. gevolgen zijn kansloos:
‘… sal het den selven [Eygenaer] vry staen op soodanigen Rover met Roers of ander Geweer te mogen af-gaen, te schieten, oock Voet-angels, Spreuekels en dierghelijeke Instrumenten te leggen, en Honden te laten los loopen; ende indien sy ’tselve doende eenighe van alsulcke Rovers daer over quamen te grieven en quetsen, oock alwaer het dat den also gequetsten van die quetsure quame te sterven, sullen daerom in geen poenen, straffen, boeten of breucken vervallen, maer sal het selve als gedaen tot bescherminge van haer eygen Goedt, verstaen werden wel en wettelijck gedaen zijn …’

‘… den elfden September 1679 …’
Uit: Groot Placaet-boeck, Vervattende de Placaten, Ordonnantien ende Edicten van de hoogh mogende Heeren Staaten Generael der Vereenighde Nederlanden: ende vande ed. groot mog. Heeren Staaten van Holland en West-Vrieslandt, deel 3, 1683