Van koninklijk jachtterrein tot parckfarm op Brusselse expo


Tentoonstelling Designed Landscapes  Bron: www.civa.brussels/nl

In het Brusselse architectuurcentrum CIVA is tot en met maart de tentoonstelling Designed Landscapes Brussels 1775-2020 te zien, over de ontwikkeling van het Brussels openbaar groen. Een aankondiging van deze expo haalde deze blog al eerder (zie hier).

De expositie hangt de geschiedenis van het groenontwerp van parken, boulevards en wijken nadrukkelijk op aan een brede artistieke en sociale context. In het midden van de grote ruimte staan panelen met een tijdlijn die invloedrijke gebeurtenissen in de Europese tuinkunst plaatst naast ontwikkelingen in andere kunsten, politiek en maatschappij. Daaromheen hangen originele ontwerptekeningen die de evolutie van de landschapsarchitectuur, zoals we die ook in Nederland kennen, reflecteert.

Het chronologisch geordende verhaal begint met het Warandepark; het iconische maar niet (meer) zo grote wandelpark met de ganzenpoot van drie brede dreven, werd in het laatste kwart van de achttiende eeuw aangelegd in het koninklijk jachtgebied door de Oostenrijker J. Zinner. In de eerste helft van de negentiende eeuw werd de mogelijkheid tot wandelen in de steeds vollere stad aanzienlijk uitgebreid door het slechten van de stadswallen. Ook particulieren zorgden voor het ontwerp van boomrijke pleinen en promenades geflankeerd door luxe villa’s.


Tentoonstelling Designed Landscapes  Bron: www.civa.brussels/nl

Heel fraai wordt de tentoonstelling waar originele ontwerpen geplaatst zijn boven foto’s uit de negentiende eeuw van het park in gebruik, vol wandelaars, ruiters en koetsen. De expositie bevat weinig specifieke uitvoeringsgerichte informatie, maar wanneer voor handen, zoals bij de brede Louizalaan (E. Keilig 1865) zijn de maatvoering en boomsoorten wel degelijk vermeld.
Koning Leopold II liet in zijn veertig jaar lange regeerperiode (1865-1909) verschillende parken aanleggen waarbij kennis en kunde regelmatig uit Parijs werd gehaald. De verscheidene wereldtentoonstellingen in Brussel jaagden grootse ontwerpen aan, en leverden niet zelden parken op die na afloop mochten blijven. Een paar themahoeken van de expositie tonen de typische aankleding van de negentiende-eeuwse parken met beelden en het gebruik van cementrustiek voor pittoreske bruggetjes.

Landschapsarchitectuur en stedenbouw raakten verder geïntegreerd bij het ontwerp van de tuinwijken die werden ontwikkeld als antwoord op de woningnood onder arbeiders na de Eerste Wereldoorlog. In dezelfde jaren experimenteerden Jules Buyssens en Jean Massart met ecologische tuinen voor de vrije universiteit in Oudergem. Veel ruimte is ingeruimd voor de zeer productieve René Pechère (1908–2002). Naast de ruim 900 ontwerpen die hij heeft afgescheiden, was hij actief in de bescherming van historische sites via bijvoorbeeld Icomos. De expositie eindigt met hedendaagse vormen van groenaanleg zoals het pocketpark en het farmparck waarin bewoners de kringloop sluiten.

Met een twintigtal ontwerptekeningen en aanvullende details en historische foto’s geeft de tentoonstelling een breed en aantrekkelijk overzicht van de Brusselse groenaanleg. De teksten zijn zeker informatief voor de inwoners van Brussel, mogelijk ook voor landschapsarchitecten maar wat minder voor de tuinhistoricus. De locatie van een architectuurcentrum schept de verwachting van wat meer professionele en historische diepgang. Designed Landscapes Brussels 1775-2020 zou wellicht beter tot zijn recht komen in een stadhuis of openbare bibliotheek. Op een dergelijk plek zou ook een Nederlandse variant een heel goed idee zijn.
Natascha Lensvelt

(zie ook CIVA)