Restauratie en consolidatie op Backershagen (Wassenaar)


Hermitage / schelpengrot van Backershagen (Wassenaar)
Foto: J.S.H. Gieskes

In 2007 kwam in opdracht van de raad van de gemeente Wassenaar een lijst van objecten als tuinmuren, zuilen, grenspalen, hekwerken van verschillende landgoederen, pergola, gedenkbank enz. tot stand. In het totaal een 30-tal objecten. Deze lijst leidde tot een voorziening ‘onderhoud restobjecten monumenten’.

In 2008 leidde dit tot het consolideren van de hermitage / schelpengrot en restaureren van de keermuur van de historische buitenplaats Backershagen (westelijk van de N44 van Wassenaar naar Den Haag; daar waar die tuinkoepel op een heuvel staat).


Hermitage / schelpengrot voor consolidatie, en keermuur voor restauratie

In 1772 werd Backershagen uitgebreid en kwam er een aanleg volgens de laatste mode tot stand, in de vroege landschapsstijl of Anglo-chinese stijl. De hermitage of schelpengrot, in een geaccidenteerde aanleg met slingerende waterpartijen (beken, geen vijvers), maakte daar deel van uit. En op een verder opgehoogde duinheuvel werd de nu nog bestaande tuinkoepel gebouwd.

Vanaf 1846 wordt Backerhagen onderdeel van de landgoederen van prins Frederik. De Duitse tuinarchitect C.E.A. Petzold werkte later aan de eenwording van de landgoederen; o.a. door de Ümfahrungsweg. T.b.v. deze weg was op Backerhagen een damwand met keermuur bij de ‘Hooge Koepel’ noodzakelijk. En het was de Duitse architect H.H.A. Wentzel die het in decoratieve baksteenarchitectuur uitgevoerde ‘kunstwerk’ ontwierp.

De keermuur werd hersteld door o.a. het aanbrengen van prefab betonnen elementen tussen de nieuw aan te brengen damwand (aan de heuvelzijde) en de keermuur, het verbeteren van de fundering en het vervangen van verkeerde stenen uit eerdere restauraties door een handvormsteen die oorspronkelijk toegepast is en nieuw gesneden voegwerk.

Bij de hermitage zijn de consoliderende maatregelen o.a. dat de bovenzijde van de schelpengrot werd aangevuld met metselwerk, duinzand en mos. Bovendien werd ander los en gescheurd metselwerk waar nodig hersteld en gevoegd en werd graffiti in de grot verwijderd.  JH


De keermuur met het schiereiland van de hermitage / schelpengrot op de achtergrond
Foto: J.S.H. Gieskes


De mosheuvel op het geaccidenteerde schiereiland met de hermitage / schelpengrot
Foto: J.S.H. Gieskes

Rosarium Clingendael (Wassenaar)


Rosarium Clingendael (Wassenaar)  Foto: Joost Gieskes

Het fraaie plan voor een rosarium op Clingendael door C.E.A. Petzold uit 1888 is als bekend nooit uitgevoerd. Maar zijn ontwerp is niet vergeten.


Ontwerp Rosarium Clingendael (Wassenaar), C.E.A. Petzold (1888)

Omstreeks 2005 is een rosarium gerealiseerd in Clingendael, geïnspireerd door het plan Petzold. De belangrijkste geometrische vormen zijn daarbij overgenomen, resulterend in een ovaal van buxushaagjes met vier rozenperken, eenvoudig wellicht, maar aan onderhoudbaarheid moeten nu eenmaal concessies worden gedaan. Als roos is gekozen voor de Rosa ‘Focus’, een licht geurende trosroos met lange bloeitijd. De hagen en perken zijn verankerd met cortenstaal. In het centrum werd gekozen voor een treurbeukje. Het nieuwe rosarium is gevat in een geschoren gazon omringd met hoge bomen en een beukenhaag.

Men kan met recht spreken van een tuinkamer. Uit het resultaat, geliefd bij het publiek, blijkt hoe ijzersterk het ontwerp van Petzold was. En geen gering detail: de hoveniers van Clingendael herkennen de kwaliteit van dit tuindeel, en sindsdien wordt het opvallend goed onderhouden. Ter toelichting zie de hierbij gevoegde schetsen en foto’s.  Joost Gieskes


Naar ontwerp van C.E.A. Petzold

Herfstlezing Nederlandse Tuinenstichting.


uit The Gardener’s Labyrinth, Thomas Hill (1594).
Bron: Special Collections University of Glasgow

Afgelopen donderdag vond de Herfstlezing 2008 van de Nederlandse Tuinenstichting plaats. Naast een lezing van Johan Geerdink over Natuurlijk/Natuurrijk Groen en de boekpresentatie van Villatuinen in Nederland 1900-1940 door Eric Blok (zie ook weblog van 23 okt) was er een lezing door dr. Erik A. de Jong: Aan het begin der dingen: tuintechnologie en tuinkunst rond 1600, over het gebruik van tuingereedschap als basis voor het maken van een tuin.

Tuingereedschap als middelpunt en maar ook als startpunt van een verhaal zoals vooral Erik de Jong dat in zijn geheel eigen stijl kan brengen. Iets simpels als gereedschap wat lopende het verhaal met van alles en nog wat gerelateerd raakt, meer en meer status krijgt toebedeeld en tot kunst wordt verheven. Als gezegd in zijn geheel eigen stijl die je meeneemt, vervoert en overtuigt. Helaas kom ik dan altijd thuis met ‘brokstukken’ en ben ik opbouw en lijnen kwijt, niet tot reproductie in staat. Het is als een warme, volle, weldadige douche, maar als je die uitzet blijven slechts enkele druppels aankleven. Maar een lezing die mij erg aansprak.  JH

Bovenstaand een van de beelden die Erik de Jong gebruikte om gereedschappen te laten zien, maar ook te illustreren dat juist de marges van afbeeldingen zoveel interessants en moois opleveren. Ik wilde juist deze afbeelding gebruiken om een reconstructie van die ‘Pumpe in a Tubbe’ te laten zien. En onderstaande illustratie laat zien hoe eenvoudig gereedschap status krijgt en verwordt tot kunst; tuingereedschap deels verguld en ingelegd met parelmoer.


Set of pruning tools (1575-1600).
Bron: The Metropolitan Museum of Art, New York.

Villatuinen in Nederland 1900-1940

Afgelopen woensdag 22 oktober was de eerste bijeenkomst Platform Groen Erfgoed, bij RACM te Zeist. De middag werd afgesloten met een korte presentatie door Eric Blok over en vervolgens de uitreiking van het eerste exemplaar van Villatuinen in Nederland 1900-1940.; geschreven door Eric Blok en Birgit Lang van SB4 en in samenwerking met de RACM.

Een publicatie die gezien kan worden in het verlengde van de reeks van 4 delen over Nederlandse Tuinarchitectuur 1850-1940. In die reeks vormde, per deel, het materiaal en werk van een aantal tuinarchitecten steeds het startpunt. In Villatuinen in Nederland 1900-1940 zijn de tuinen zelf, hier villatuinen, het middelpunt.

Het persbericht zegt o.a. '…beoogt de cultuurhistorische waarde van villatuinen uit de eerste helft van de twintigste eeuw nauwkeuriger dan voorheen vast te stellen. Een groot aantal typische stijlkenmerken en elementen worden beschreven, waardoor het herkennen en duiden van deze tuinen wordt vereenvoudigd.'
Dit wordt gedaan in de hoofdstukken 'De villatuin in zijn context', 'Structuren en elementen in tuinen', Tuinstijlen' en 'Voorbeeld monumentenomschrijving villatuin'.

Villatuinen in Nederland 1900-1940, door Eric Blok & Birgit Lang, 156 pagina's, full colour en rijk geïllustreerd, ISBN: 978-90-76046-57-0, 19,50 euro, te bestellen via: www.villatuinen.nl  JH

“Oh oh Den Haag”, een verrassing

Oh oh Den Haag in het Haags Historisch Museum (zie ook weblog 14 okt) is te beschouwen als een Haagse pendant van de algemene tentoonstelling Bewonderde stad in het Mauritshuis. (zie ook weblog 17 okt)


Haga in Hollandia, Hollandse school (1553) (aanklikken voor grote weergave)
Onder, de schietbaan (links) en tuin vóór Doelenhuis rechts. Coll. Haags Historisch Museum

Op de informatie voor de pers vond ik een afbeelding van het prachtige anonieme schilderij Haga in Hollandia 1553. Hierop is langs de Hofvijver een groenaanleg te zien – tussen twee huisjes en schotten – bestaande uit de schietbaan van de St. Sebastiaanschutterij, afgescheiden door een haag tussen de schietbaan en het wandelpad langs de Hofvijver. De schietbaan dateert al van 1462-1464 en werd aangelegd door Karel de Stoute. Verder zien we rechts van de schietbaan een tuin ter hoogte van het tegenwoordige Haags Historisch Museum. Deze behoorde bij het Doelhuis (plaats waar in de middeleeuwen de schutters oefenden met hun hand- en voetbogen), gebouwd in 1509, en later in 1636 vervangen door het tegenwoordige gebouw van de St. Sebastiaansdoelen, waar nu het Haags Historisch Museum in is gevestigd. De tuin past overigens geheel in de laat zestiende eeuwse stijl van Hans Vredeman de Vries met randperken, geometrische middenperken en op de hoeken vormsnoei en / of hoog opgaande planten.

Het totale schilderij verschaft ons een zicht vanaf de (latere) Korte Vijverberg, over de Hofvijver en langs de Lange Vijverberg en de achterzijde van het Binnenhof. In het rechter huisje op de schietbaan spant een man de handboog. De Korte Vijverberg werd in 1633 aangelegd op het terrein van de schutterij, zodat er een verbinding ontstond tussen het Plein en het Voorhout.

Maar nu de xe2x80x9cverrassingxe2x80x9d. Het schilderij is niet te zien op de tentoonstelling. Wel hangt er een bijna identiek (anoniem) schilderij van veertien jaar later (1567), getiteld Haga Comitis Hollandiae Pars, waarop weliswaar de schietbaan is te zien, maar veel minder uitgewerkt, terwijl de tuin vóór het Doelenhuis ook maar fragmentarisch is weergegeven.

Ook interessant: op de kaart Haga Comitis in Hollandia uit 1570 – die beneden in het museum hangt – kunnen we in plattegrond ongeveer dezelfde situatie onderscheiden. De Hofvijver is overigens altijd een zeer gewild onderwerp voor schilders geweest. Er zijn diverse andere schilderijen van dezelfde plek op de tentoonstelling, zoals een schilderij van G. A. Berkheyde uit 1692. De schietbaan en de tuin langs de Hofvijver zijn dan verdwenen en we kijken op een geplaveide straat. CO.

Bloemetjes uit Groninger handschriten


Afbeelding 1


Afbeelding 2

Tineke Scholtens mailde een serie bloemetjes uit Groninger handschriten.

Hierbij heeft ze de volgende vragen:
Wat is de mogelijke naam van de afgebeelde, bestaande planten, maar ook planten, die beslist niet naar de natuur zijn getekend?
Wat was toch de ratio van het tekenen van fantasie-planten of zo je wilt gestyleerde planten?

Klik hier om een totale bladzijde te zien.


Afbeelding 3

Afbeelding 4

Afbeelding 5

Afbeelding 6

Afbeelding 7

Afbeelding 8


Afbeelding 9


Afbeelding 10

Afbeelding 11

Afbeelding 12

Restauratie van Clingendael’s Dutch Garden of Oud-hollandse tuin (1)

De laatste 2 foto’s in de foto-reportage over de restauratie van Clingendael betreffen de oud-hollandse tuin en de daarbij gelegen terrastrappen. De restauratie van beide heeft nu een aanvang genomen en de begeleidingsgroep Clingendael is serieus met de voorbereidingen bezig. O.a. stond de afgelopen maand een oriëntatie-bezoek aan het Loo op het programma, ter nadere bestudering van de technische aspecten van formele tuinen.


Deeltuin Clingendael 2007. Tuin ontworpen door freule Daisy en terrastrappen ontworpen door L.A.Springer.

Het gaat dus bij deze restauratie om het herstel van de terrastrappen èn de tuin, de eerste ontworpen door tuinarchitect Leonard Springer; de tweede door Marguerite M. baronesse van Brienen, ook wel freule Daisy genoemd. Zij had het vruchtgebruik over Clingendael vanaf 1903. De Duitse tuinarchitect C. E. A. Petzold maakte in 1888 een ambitieus reorganisatieplan voor Clingendael, naast een ontwerp voor een rozentuin. Aan de uitvoering van beide is hij nooit toegekomen omdat het werken in Nederland hem vanwege zijn hoge leeftijd te zwaar werd. Hij verzocht toen Springer om zijn plannen uit te voeren. Volgens Springer’s eigen zeggen heeft hij dit grotendeels gedaan (zie: Oude Nederlandsche tuinen, Haarlem, ca. 1937, p. 38). Maar de rozentuin is nooit gerealiseerd. Waarschijnlijk had Petzold de rozentuin ontworpen voor dezelfde plek als waar later de tegenwoordige oud-hollandse tuin is gekomen en ontwierp Springer toen hij de uitvoering had overgenomen, de terrastrappen ten behoeve van een optimaal uitzicht op de rozentuin. Helaas werden de werkzaamheden vanwege een ruzie tussen de opdrachtgever en zijn rentmeester stop gezet; de terrastrappen waren waarschijnlijk toen al gerealiseerd. Deze zijn nu hard aan restauratie toe, zie bijgevoegde foto’s.

De tuin werd door Freule Daisy ‘Dutch garden’ genoemd. Springer beweerde dat de “Dutch garden” als type of stijl niet bestond (zie Restauratie Clingendael’s Dutch garden… (2)), maar in Engeland was en is nog steeds de Dutch garden een onderscheiden variant in de Victoriaanse tuinkunst. In de volgende weblogs probeer ik (hopelijk samen met de lezers via de knop ‘Reactie’ er achter te komen wat het verschil is tussen een ‘Dutch garden’ in Engeland en een oud-hollandse tuin in Nederland. CO.

Foto-reportage ‘Clingendael Hersteld’

Het is al weer 12 jaar geleden dat we met Cascade de buitenplaats Clingendael gingen bezoeken en al weer 4 jaar geleden dat de Ronde Tafel Conferentie op Huis Clingendael plaats vond. In het eerste geval was het historisch onderzoek de aanleiding en in het tweede geval het herstelplan van Clingendael dat zijn eerste fase van uitvoering was ingegaan. De gemeente Den Haag heeft in dit project samen gewerkt met de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor ‘s-Gravenhage en omstreken (vertegenwoordiger Joost Gieskes), de Wijkvereniging Benoordenhout (vertegenwoordiger Hester van Kimmenade) en de Nederlandse Tuinenstichting (vertegenwoordiger Carla Oldenburger).


De voormalige VROM-weide die aan de buitenplaats is toegevoegd  Foto: Oldenburgers Historische Tuinen

In het kort nog even de historie: als opvolger van zijn vader en grootvader werd Philips III Doublet in 1660 eigenaar van Clingendael, dat hij tussen 1670 en 1680 liet moderniseren in de stijl van de Frans classicistische tuinarchitectuur. De bekende prenten van D. Stoopendaal en L. Scherm getuigen hiervan. Voordat de Franse classicistische tuinstijl door Daniel Marot in Nederland werd geïntroduceerd (1686), waren de tuinen van Clingendael dus al in die stijl ingericht. Vermoedelijk begon Zocher sr aan het begin van de 19de eeuw zijn eerste landschappelijke ideeën voor Clingendael uit te werken. Zoon Zocher jr ging hier omstreeks 1838 mee verder en was de schepper van het volwaardige landschapspark met grote vijver, slingerpaden en weiden met boomgroepen. Het park is nu hersteld en zelfs vergroot in de trant van Zocher jr. De fa. J. D. en L. P. Zocher en na deze Eduard Petzold, maakten in de tweede helft van de 19de eeuw nog uitbreidingsplannen, die maar zeer ten dele werden uitgevoerd. Baronesse van Brienen is zelf zeer betrokken geweest bij de totstandkoming van de Oud-Hollandse Tuin (ca. 1918) en de Japanse Tuin (ca. 1900).

De hierbij gevoegde foto-reportage (aanklikken) geeft een indruk van de herstelwerkzaamheden die vanaf 2003 plaats hebben gevonden (nieuwe beplantingen zoals eikenlaan, boomgaard, rododendronpartijen; zichtlijnen vrijmaken; restauratiewerkzaamheden aan tuinmuur; nieuwe beschoeiing waterpartij; inrichten speelplaats / zandbak, nieuw parkmeubilair etc.).  CO

Kijk ook op de website van de gemeente Den Haag; over Landgoederen Clingendael en Oosterbeek, en met de link naar Uitvoering beheerplan.

Boventuin Het Loo (2)

En dan loop je richting de boventuin en even later in diezelfde boventuin en dan weet je het niet meer. Vaak genoeg geweest. Goed, de laatste keer 2, 3 jaar geleden, maar hoe was het ook alweer? Waar stonden welke bomen? Hoe was die gedeeltelijke invulling met parterres ook alweer? Wat moet ik nog meer herinneren?

Maar eens op zoek gegaan op internet. Naar beelden om m’n herinneringen op te roepen. Het Loo is heel, maar dan ook heel veel gefotografeerd. Maar de boventuin toch het minst. Gezocht naar een beeld dat past bij een van de foto’s gemaakt bij de opening:


Boventuin met grasparterres en onderbroken plate-bandes (2008)  Foto: Jan Holwerda


Boventuin met buxusparterre (2007) (maker onbekend)

De foto’s geven een beeld vanuit de colonnades richting het Paleis. Uit verschillend materiaal heb ik dezelfde strook uitgesneden en na elkaar gezet (omwille van ruimte zijn de uitsnedes gekanteld; colonnade links). Zie dit maar als het ruimer opvatten van de vraag ‘hoe was het ook alweer?’:


Uitsnede uit kaart van C.P. van Staden (ca. 1725) ; gebruikt voor de reconstructie 1977-1984


Ontwerp van Asbeck (1977) ; uit Groen 1977 nr. 12


Luchtfoto van de ‘compromis-invulling’ (2006) ; Google Earth


Uitsnede kaart Henri Reetz (1706) ; gebruikt voor reconstructie 2006-2008


Ontwerp Bureau van Asbeck (2006) ; uit Zwierig binnen de perken, L.E. Groen & J.C. Bierens de Haan


En nogmaals C.P. van Staden ; om verschillen en overeenkomsten dichter bijeen te zien

De gedachte boventuin-invulling van de 1ste reconstructie (1977-1984) kon slechts deels worden doorgevoerd, als compromis bleef een 35-tal bomen uit de landschappelijke aanleg van 1808 staan. Verder was de parterre-invulling als een in buxus gedacht, en de plate-bandes als een aaneengesloten ‘band’ (zie 2de foto en luchtfoto). De kaart van Henri Reetz, beschrijvingen, maar ook ervaringen maakten duidelijk dat de buxusinvulling een grasparterre moest zijn, en de plate-bandes onderbroken. Verdere details en achtergronden worden geschetst in het boek(je) Zwierig binnen de perken van de hand van L.E. Groen en J.C. Bierens de Haan. Hierover meer in een volgende weblog.  JH

Een advertentie uit 1792 van J.G. Michael in Aken?

Aken ligt voor wat Duitsland betreft nogal excentrisch en wordt ondanks haar lange geschiedenis (Karel de Grote) nogal eens vergeten als cultuurcentrum. Dat geldt in overtreffende trap ook voor de tuingeschiedenis. In overzichtswerken ontbreekt bij mijn weten enige referentie naar de stad (op het recente vernieuwende boek van Gundula Lang na: Bürgerliche Privatgärten in deutschen Landen um 1800: Fallstudien zu Gestalt, Nutzung und Bedeutung im Kontext des gesellschaftlichen Umbruchs, Düsseldorf/Worms 2007). Toch blijkt de stad een buitengewoon interessante tuingeschiedenis te hebben die alweer een aantal jaren geleden te boek werd gesteld in een enigszins populariserend overzichtswerk: Bodo von Koppen, Alt-Aachener Gärten, Aken 1987. Goddank voor lokale geschiedschrijving. Waaruit in dit geval blijkt dat de stad een fascinerende tuingeschiedenis heeft gehad, maar dat helaas door de Tweede Wereldoorlog en de navolgende xe2x80x98saneringenxe2x80x99 zeer weinig karakteristieks heeft overleefd.
Er staan enkele juweeltjes in, met name het Drimborner Labyrinth uit circa 1775, een van de relatief vroege landschapstuinen in Duitsland. Nodeloos te zeggen dat deze publicatie tot nu toe door de boven genoemde algemene tuingeschiedenis van Duitsland onopgemerkt is gebleven. Jammer, want het zou onder meer laten zien dat de periferie van het land wel degelijk interessants te bieden heeft. En voor ons is dit boek weer van belang omdat in de achttiende en negentiende eeuw de grenzen vloeiend waren (men zou anders verwachten) xe2x80x93 culturele ontwikkelingen hielden niet, zoals nu, halt bij de landsgrens. Wilde je in bijvoorbeeld Zuid-Limburg een fatsoenlijke tuinarchitect hebben, dan haalde je er een uit Düsseldorf of uit Luik, en niet uit Amsterdam. Over enkele aspecten van deze Duits-Nederlandse wisselwerking nu ben ik bezig aan een korte studie waarbij, als zo vaak, enkele interessante brokken niet direct bruikbaar materiaal beschikbaar worden:

De advertentie staat in de Aachen Zeitung (volledige titel: Deß Königlichen Stuhls Kais. freyen Reichs Stadt Aachen Zeitung, kom daar nu maar eens omxe2x80xa6) van 25 februari 1792:
xe2x80x98Johann Michael, Gärtner, welcher alle Indianische, Amerikanische und Afrikanische Gewächse, wie auch alle rare Blumen, Gemüsesamen und Bäume zu treiben versteht, Obstbäume zieht, und französische Blumenfelder und englische Gärten einzurichten versteht, sucht Kondition als Gärtner. Sein Aufenthalt bey Sr. [=Monsieur] Plusch nahe an St. Adelbertsthor.xe2x80x99 (Koppen, 50).

Het gaat hier naar alle waarschijnlijkheid om Johann Georg Michael (1738-1800), niet om zijn gelijknamige vader (1709-1791) die een jaar voor het plaatsen van deze advertentie, in 1791, overleed (en op 81jarige leeftijd toch wel op pensioen zal zijn geweest, ook al moest men toentertijd wel werken tot men er haast bij omviel). Voor zover bekend woonde Michael jr. vanaf 1791 op Rozenstein (xe2x80x98Roosesteynxe2x80x99) bij Beeckestein (na eerst in het tuinmanshuisje op Beeckestein zelf gewoond te hebben) en had daar een kwekerij. Wellicht kon hij deze verhuizing bekostigen door een erfenis van zijn vader. Dat Michael zijn opdrachten elders zocht mag niet verwonderlijk heten in een tijd waarin vaklieden buitengewoon mobiel waren. Ook had hij al in 1779 in een brief laten weten in Nederland een beetje uitgekeken te zijn en nu maar in Brussel en Brabant (het huidige Belgisch Brabant) begonnen was. Over verdere bemoeienissen in Duitse landen is behalve werkzaamheden in Bad Pyrmont in de jaren 1770 en 1780, niets bekend. In die jaren moet hij ook een uitgebreide plantenhandel bedreven hebben met de tuinderij op Schloss Arolsen (waar hij in de jaren 1750 onder zijn vader, de hoftuinman, zijn opleiding kreeg).
Wellicht is bovenstaande advertentie een passend klein puzzelstukje in het tableau dat leven en werk van J.G. Michael mag heten.  Wim Meulenkamp

Voor Michael, zie onder meer C.S. Oldenburger-Ebbers, xe2x80x98De tuinarchitectuur van Johann Georg Michael (1738-1800)xe2x80x99, Bulletin KNOB, XC, nr. 3, 1991, 73-79, en ook Cord Panning en Ralf Krüger, xe2x80x98Johann Georg Michael xe2x80x93 Ein Plan für Pyrmontxe2x80x99, Die Gartenkunst, II, nr. 2, 1990, 310-313.