(OVERGENOMEN)
Door de eeuwen heen hebben mensen natuurlijke elementen als bomen, planten, bloemen, maar ook water en steen, georganiseerd volgens een doelbewust plan: een tuin. Deze afgebakende en vaak omsloten plaats kreeg daarbij allerlei religieuze, ideologische, of politieke betekenissen. De tuin had een boodschap, was net als architectuur, een uitdrukking van ideeën, van een wereldbeeld. Ook hing de stijl waarin de tuin werd vormgegeven nauw samen met de overheersende esthetische opvattingen, zodat je in West-Europa bijvoorbeeld een typische renaissance-, barok-, of romantische tuin kan onderscheiden.
Barbara Moerman laat in Van paradijs tot tuinkunst verbanden zien van tuinen met kunstgeschiedenis en filosofie. Aan de hand van vele illustraties beschrijft ze de ontwikkeling en verschillende vormen van de West-Europese tuinkunst. Aan bod komen onder meer de paradijstuinen van de Moorse sultan rondom het Spaanse Granada, de overweldigende praalparken van het absolutistische Versailles, de melancholische Engelse landschapstuinen, en de conceptuele tuinen van deze tijd.
Barbara Moerman is filosoof met als specialisatie de filosofie van de tuinkunst. Jarenlang heeft ze filosofie gedoceerd in de eindexamenklassen van havo en vwo. Tegenwoordig organiseert ze particuliere cursussen filosofie en geeft ze lezingen over de filosofie van de tuinkunst. Ook begeleidt ze binnen- en buitenlandse tuinreizen.
Barbara Moerman, Van paradijs tot kunstwerk. Filosofie van de tuin door de eeuwen heen, ISBN 9789463012171, €24,90, pp. 184. Hier (deel) in te zien.
In de late 17de en 18de eeuw domineerden buitenplaatsen in sterke mate het landschap. Meteen buiten de steden lagen ontelbaar veel tuinen en tuinhuizen, iets verder weg de vele grotere buitens. Bijna al deze buitenplaatsen, zo’n 90%, zijn afgebroken in de 19de en 20ste eeuw: opgeslokt door de oprukkende steden, dan wel te duur om te onderhouden. Met het verdwijnen van de objecten, is ook de herinnering aan het fenomeen vervaagd. Het nationale verleden geconcipieerd in de 19de eeuw, richtte zich op de stad en haar burgers, niet op de gebieden daaromheen.
Al vele keren is Biljoen bezongen, maar nooit eerder is de geschiedenis van kasteel, bewoners en landgoed zo aantrekkelijk beschreven als in dit boek. Bekendheid kreeg Biljoen vooral in zijn 18e-eeuwse bloeiperiode, toen de verfijnde stuczaal en de befaamde waterwerken in het aangrenzende park Beekhuizen toeristische trekpleisters waren. Na de oorlog werden kasteel en landgoed steeds
(OVERGENOMEN)
De tuinen van de prinsen en prinsessen van Oranje waren toonaangevend in de zeventiende eeuw. Op basis van intensief onderzoek in archieven heeft Lenneke Berkhout een vijftigtal hoveniers en ander tuinpersoneel kunnen identificeren die deze indrukwekkende tuinen verzorgden. Ze beschrijft hun verantwoordelijkheden, hun (financiële) positie, hun relatie met de prins(es) van Oranje en de veranderingen die hierin de loop van de tijd optraden. De hoveniers hielden zich onder andere bezig met de teelt van groenten en fruit, de aanleg van parterres, de verzorging van uitheemse planten en de ‘broeikunst’. Zij speelden ook een rol in de professionalisering van het hoveniersvak, de ontwikkeling van nieuwe technieken en de (internationale) uitwisseling van horticulturele kennis. Berkhout schetst een kleurrijk beeld van de dagelijkse gang van zaken in en om de tuinen, van een prinses die haar hoveniers zeer waardeerde tot een snoeischaar voor de Franse koning als vredesgeschenk.
Wie kent ze niet: de sfeervolle tuinfoto’s van Marijke Heuff? Haar dia’s geven een breed beeld van de Nederlandse tuincultuur: van geveltuin tot kasteeltuinen en tuinen van beroemde ontwerpers als Piet Oudolf en Henk Gerritsen. In de periode 1975-2005 heeft Marijke zo’n 700 tuinen gefotografeerd. Haar foto’s zijn gepubliceerd in honderden nationale en internationale boeken en tijdschriften. De hoge kwaliteit van de fotografie en de brede onderwerpkeuze geven het werk een belangrijke documentaire waarde. Om de fotocollectie van Marijke Heuff als geheel te behouden en in de toekomst toegankelijk te maken, neemt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) de collectie in beheer. De tuinfoto’s worden, in samenwerking met Marijke Heuff, gedigitaliseerd. Via de beeldbank van de RCE komen de foto’s beschikbaar voor een breed publiek.







