Standhouden. Adellijk Landgoedbeheer in Nederland. De twintigste-eeuwse geschiedenis van Leuvenum en De Bannink
Promotie: Mw. W. (Willemieke) Ottens
Openbare verdediging
Wanneer: 22 december 2022
Aanvang: 11:00
Waar: Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen
(OVERGENOMEN)
De Nederlandse adel gold lang als heersende klasse van grondbezitters. Op het platteland bezaten adellijke families generaties lang omvangrijke landgoederen. Sociale, economische, ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkelingen brachten in de twintigste eeuw grote veranderingen in deze oude bezits- en machtsstructuur. Op grote schaal werden landgoederen verkocht, afgebroken, of ze veranderden van eigendomsvorm.
De belangrijkste thema’s van Standhouden zijn de ontwikkelingen die plaatsvonden in de relatie van de landheer tot zijn bezit, in de exploitatie, de sociale verhoudingen tussen werknemers, bewoners en pachters, en de culturele betekenis van het landgoedbezit.
Centraal staat de adellijke familie Sandberg, die tot het einde van de twintigste eeuw de landgoederen Leuvenum (Gelderland) en De Bannink (Overijssel) bezat. Aan de hand van uniek archiefmateriaal wordt een persoonlijk beeld geschetst van leven, wonen en werken op een landgoed in de twintigste eeuw. Het leven van de familie Sandberg en het beheer van Leuvenum en De Bannink veranderde drastisch toen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, als gevolg van het overlijden van de eigenaar en zijn zoon (en beoogd opvolger), zijn weduwe en hun drie dochters het beheer van de landgoederen overnamen. Gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw spanden deze vrouwen zich in om beide landgoederen en de agrarische gemeenschappen te behouden.
Naast deze bijzondere familie- en landgoedgeschiedenis schetst dit boek een gedetailleerd beeld van het groeiende overheidsingrijpen en van de veranderende houding ten opzichte van landschaps- en erfgoedzorg en landgoedbeheer in deze periode.
Willemieke Ottens, Standhouden. Adellijk landgoedbeheer in Nederland. De twintigste eeuwse geschiedenis van Leuvenum en De Bannink, Leeuwarden, 2022, ISBN 9789056159160, pp. 472
Hier inkijkexemplaar, de eerste 15 p. incl. inhoudsopgave.

Betreffende zin luidt: Het aantal dreven in een sterrenbos was variabel. Een veel voorkomend type was de ‘zevenster’. Een ‘zevenster’ bestond uit twee ganzenvoeten, die elkaars spiegelbeeld waren, met een centrale dreef in het midden. Vandaar dat er slechts zeven dreven geteld werden (3+3+1=7), hoewel de ‘zevenster’ eigenlijk achtstralig was. Het op het eerste gezicht door elkaar gebruiken van ganzenvoet en sterrenbos gaf verwarring. Tot een tekening van het Vlaanderense voorbeeld van de Zevenster van kasteel Scheldevelde werd gevonden. Inderdaad een doorgaande dreef (oranje) met aan weerszijden een ganzenvoet (geel). Bekijk je de lanen geïsoleerd van zijn omgeving dan zou je het een sterrenbos met acht lanen noemen.



Zag net de masterscriptie van Loeka van der Eijk: Tuinieren in Stijl. Interdisciplinair Onderzoek naar de Ontwikkeling van Tuinstijlen in de Nederlandse Achtertuinen, 1945-2022. In haar onderzoek volgt ze zes populaire tuinstijlen: de border-gazontuin, de rozentuin, de heemtuin, de rotstuin, de heidetuin en de moerastuin. Iedere tuinstijl wordt gevolgd van verleden tot heden waarbij de belangrijkste ontwikkelingen en invloeden in beeld worden gebracht.


Inzoomen laat een rijk gedecoreerde bank met een beeld vermoeden. De benaming doet denken aan Europa en Afrika bij Slot Zeist. Het andere tweetal, Azië en Amerika, wat aldaar ook stond is verdwenen. Tezamen zijn het de vier toen bekende werelddelen.

Voor wie zelf oud schrift onder de knie wil krijgen is het oefenboek Schriftspiegel wellicht een uitkomst. Twee oudgedienden van de Rijksarchiefschool, Peter Horsman en Peter Sigmond, hebben dit oefenboek, waarvan de eerste druk in 1985 verscheen, verbeterd en opnieuw laten uitgeven. Ze namen 134 teksten op in het boek, afkomstig uit alle hoeken en gaten van Nederland, dat wil zeggen afkomstig van vele archiefdiensten in Nederland. De teksten zijn voorzien van contextinformatie, een scan van het origineel en een transcriptie. De auteurs streefden naar een zo breed mogelijk variatie aan inhoud en type documenten. De didactische waarde van de teksten kreeg prioriteit bij de keuze van de teksten. Een uitgebreide inleiding bereidt de zelfstudent voor op wat hem of haar in de oude teksten te wachten staat, inclusief een woordenlijst.