
Uitsnede met de Grote Vijver van Sonsbeek (1814), D.J.T. Kerkhoff. Met centraal het eiland,links het Chinese pontje en rechts de locatie van de huidige Brasserie De Boerderij (Bron: Gelders Archief).
Eerder was er al eens een bericht met het gebruik van bestaande wateren om bij de omvorming van een park tot nieuwe waterpartijen te komen, zie hier. Een open deur want het valt wel te stellen dat dit bij iedere verlandschappelijking van een geometrisch park speelde. Een net even minder open deur is een antwoord op de vraag waarom ligt dat eiland nou net daar? Natuurlijk er zijn redenen van tuinarchitectonische, esthetische, compositorisch aard of wat dan ook. Maar er kan ook een heel praktische reden zijn. Hier twee voorbeelden. Overigens twee voorbeelden waar het groen tegenwoordig over de randen heen ‘kookt’, wat de beleving eiland te kort doet.
Sonsbeek te Arnhem
In 1812 schreef Walrave van Heukelom in zijn reisverslag dat de Grote Vijver ‘is trots aangelegt & in de waare smaak; weinig jaaren geleden was die plek grond nog een modderpoel, welke de tegenwoordige eigenaar tot zulk een fraaij water heeft doen uitgraven & ’t welk, naar men zegt, hem ƒ 8000 gekost heeft. In ’t midden der vijver is een eiland‘. Deze vijver zou volgens deze bezoeker dus tot stand zijn gekomen onder eigenaar De Smeth en daarmee na 1806. Uitgangspunt was overigens een al bestaande molenvijver. Een kaart(blad) met Arnhem en omgeving van de hand van landmeter De Man laat de nieuwe vijver zien. Dit kaartblad kwam tot stand op basis van terreinverkenningen die in 1809-1810 werden verricht. Of te wel in 1809-1810 bestond de Grote Vijver.

De Grote Vijver op een uitsnede van een kaart van De Man (terreinopname 1809-1810).
Op het eiland in de Grote Vijver stootte G.A. Kuyk, rentmeester bij de Gemeente Arnhem en daarmee van ook Sonsbeek, in 1914 op restanten van de funderingen van het Gulden Spijker. Ooit eigendom van Hertog Karel van Gelre (zie Arnhemsche courant). Drie zijden van het gebouw werden gevonden, de vierde was weggebroken, vergraven en deel van de vijver. Kuyk had eerder al het Spijker op het eiland verwacht, dit op grond van de kaart van Jacob van Deventer. In Gelre deel XVIII uit 1915 publiceerde hij over de vondst. Een tekening uit 1915 laat uitsnede van de kaart van Van Deventer zien en de toenmalige Grote Vijver.

Locatie met het eiland op kaartuitsnede naar Jacob van Deventer en toenmalige situatieschets (Bron: Gelders Archief).
het Park te Rotterdam
J.D. Zocher jr. en later ook zoon L.P. zijn verantwoordelijk voor de totstandkoming van het oostelijke deel van het huidige het Park. De gronden werden in 1851 aangekocht en een eerste ontwerp volgde in 1852. Slecht een deel kon worden gerealiseerd want andere terreindelen waren nog verpacht. Hier waren een wasserij met bleekvelden en huizen en erven en een molen, later scheepswerf met sleephelling. Deze gronden kwamen weer later in delen beschikbaar en volgende deelontwerpen en realisatie volgden. In 1856 maakte de Zochers een plan voor indijking (dijk aan de zijde van de Nieuwe Maas) met binnendijks een ontwerp voor het padenstelsel in zuidelijke richting en vergroting van de vijverpartij in oostelijke richting met aldaar een eiland. In de ondergrond is de toenmalige situatie ingetekend, met op het nieuwe eiland de omtrek van huizen en/of molen. Wie weet zitten ook hier nog fundamenten in de grond.

Plan voor een nieuwe dijk en uitbreiding van park, padenstelsel en waterpartij (1856), J.D. en L.P. Zocher (Bron: Stadsarchief Rotterdam).
Twee voorbeelden van een eiland waar fundamenten bepalend zijn voor de ligging van het eiland in de waterpartij en de aangrenzende groenaanleg. Wie voegt er nog een leuke toe?
Jan Holwerda
’s-Graveland viert in 2025 een bijzondere mijlpaal: 400 jaar sinds de verkrijging van het octrooi in 1625. Dit boek neemt je mee op een fascinerende reis door de tijd. In tien boeiende thema’s worden de verhalen beschreven van de mensen die hier woonden en leefden, voorzien van prachtige illustraties. Veel aspecten van het leven in ’s-Graveland komen aan bod, zoals de moeizame stappen in de begintijd in het thema Aanvang, de indrukwekkende Stalpaertkerk in het thema Geloof en de fusieperikelen in het thema Bestuur. De ’s-Gravelandse Vaart, ooit de levensader van het dorp, wordt belicht bij Vervoer, terwijl Kunst en Cultuur aandacht schenkt aan kunstenaars en koren. Dat en nog veel meer komt aan de orde in de hoofdstukken vol interessante feiten en ook herkenbare verhalen. Het boek biedt een schat aan informatie voor iedereen die ’s-Graveland en zijn geschiedenis een warm hart toedraagt. Of je nu specifieke onderwerpen wilt verkennen of het boek van kaft tot kaft wilt verslinden, het belooft een boeiende lees- en kijk ervaring te zijn.
Lanen, vijvers, weilanden, historische boerderijen en statige landhuizen: in ’s-Graveland lopen ze schijnbaar naadloos in elkaar over. Natuur en erfgoed lijken op de ’s-Gravelandse Buitenplaatsen vanzelfsprekend samen te gaan in het landschap. Toch is dit niet altijd zo geweest. De erfgoedroute leidt langs buitenplaatsen, natuur en de sporen van een unieke geschiedenis.


Uitreiking Carla Oldenburger-Ebbers prijs aan Jan Holwerda
(OVERGENOMEN)






Iedereen kent de “zegepraalende Vecht” met zijn prachtige buitens, maar veel minder bekend is dat er langs de Oude Rijn van Utrecht tot Katwijk ooit meer dan 225 kastelen en buitenplaatsen hebben gelegen. De meeste zijn verdwenen, maar van een groot aan tal0 buitenplaatsen zijn nog de gebouwen, ruïnes of andere resten bewaard gebleven. In Heren van de Oude Rijn gaan historici Jan van Es en Bernt Feis op zoek naar de verhalen achter nog bestaande en verdwenen buitenplaatsen. Waarom werden ze langs de Oude Rijn gesticht en wanneer? En wat is er vandaag de dag nog te herkennen?