Sloterdijk met ten zuiden van de Haarlemmer Vaart de Tol en er naast Wijkerduijn en een slingervijver, een ‘S’ (ca. 1850); uiterst rechts de toenmalige westgrens van Amsterdam.
Ik kwam de benaming slingermuur tegen, wij zouden nu vaker slangenmuur zeggen. Dacht eens even in delpher kijken. Inderdaad een enkele slingermuur kom je tegen; slangenmuur pas vanaf na 1950. Dat slinger deed me denken aan de (vroege) landschapsstijl en slingerlanen, en aan oude advertenties met dat type lanen. Nog maar even verder zoeken in delpher. Inderdaad, je vindt slingerlaan, slingerpad, slingervijver, slingerbeek en natuurlijk de meervouden er van.
Zo worden slingerpaden en -vijvers in een intrigerende advertentie genoemd. Het betreft de buitenplaats Wijkduin of Wijkerduijn te Sloterdijk. Het enige Sloterdijk dat ik ken is Station Sloterdijk. En inderdaad om de hoek daarvan lag die buitenplaats. In de polder ten zuiden van en aan de Haarlemmervaart, ten westen van de toenmalige westgrens van Amsterdam. Het intrigerende is de tegenstelling tussen mijn eigen invulling van een polderlandschap aldaar en de wervende beschrijving met slingerlanen en slingervijvers, heuvels en valleien en alles in de Engelsche smaak en met Engelsch plantsoen. Afbeeldingen of een gedetailleerde kaart vond ik niet. De top. kaart uit ca. 1850 laat helaas niet meer dan een slingervijver zien.
In de Opregte Haarlemsche Courant van 8 januari 1820 staat:
Te Huur: Eene zeer aangenaam gelegen buitenplaats, genaamd Wijk Duin, aan de Haarlemmer Trekvaart, nabij Sloterdijk, zijnde de laatste plaats aan deze zijde van het eerste tolhek, zeer geschikt tot een zomer en winter-verblijf, de ingang is door eene hardsteenen poort, met een brillant ijzer hek over een ruim terras, naar de heeren huizinge, alwaar men ingaat onder een balkon, met kolommen onderschraagd. De heeren-huizinge is in een zeer modernen smaak betimmerd, daar bij zijn eene stalling voor twee paarden, koetshuis, hooizolder en tuinmanswoning, voorts een fraaije koepel aan den weg. De tuin is in den Engelschen smaak aangelegd, met ruime slingerpaden, heuvels, valeijen, schoongesneden slingervijvers, over welke men met boogbruggen gaat, en een net eiland, alles met Engelsen plantsoen en met meest opgaande boomen zeer lommerrijk beplant, niet vele fijne vruchtboomen, schoone bloemperken en groote moezerij, mede in den Engelschen smaak, met nog een daar naast digt beplant en lommerrijk bosch, hebbende zoo wel de heeren-huizinge als de koepel uitzigt op den rijweg, trekvaart, tolhek, Sloterdijk, wetering en achter over de landerijen en stad, hebbende ook vrijheid van tol aan het hek en de brug van Sloterdijk.
Walcheren en de Wadden, buitenplaatsen en schuttershoven, bierbrouwerijen en bruinkoolgroeven: cultuurlandschappen blijven fascineren. In Het landschap beschreven geven 32 bijdragen samen een beeld van het brede werkterrein van de historische geografie. De auteurs, zelf historisch-geograaf of onderzoeker uit een aanpalend vakgebied zoals de archeologie en de architectuur- en landschapsgeschiedenis, schreven over de ontwikkeling van dorpen en steden, over historische infrastructuur, over bossen en buitenplaatsen, over het landschap als erfgoed en over de verbeelding van het landschap in de kunst.


Dit webinar staat in het teken van het afscheid van historisch geograaf Hans Renes van de Universiteit Utrecht en de Vrije Universiteit Amsterdam. Over zijn opvolging kunnen we slechts speculeren. Dat leek het bestuur van het Netwerk Historisch Cultuurlandschap een goed moment om te kijken naar de staat van het vak Historische geografie in het universitair en hoger beroepsonderwijs.


In een prachtige kroniek beschrijft Yttje Feddes even helder als innemend de ontwikkelingen in de landschapsarchitectuur van de afgelopen veertig jaar. Dat doet ze aan de hand van gebeurtenissen en projecten die ze in haar eigen rijke loopbaan heeft meegemaakt. Ze tekende aan de nieuwe bossen in de Randstad, aan de Stelling van Amsterdam, aan IJburg en aan de Afsluitdijk. In samenwerking met anderen ontrafelde ze de geheimen van het groen in de Amsterdamse tuinstad, vond ze uit hoe je het bijzondere karakter van de dijk kunt bewaren en hoe de grote windmolenparken in het Nederlandse landschap een passende plek kunnen krijgen.
Ik haal even mezelf aan uit Toenmalige Tuinen op Texel (in Cascade boek II 2016): In 1789 schreef Van Cuyck al ‘Boven dien [Engelsche] steen is een heuvel en eene naalde of pyramide met bankjes tot een zoogenoemt belvidere gemaakt.‘ Deze hoogte werd later ook wel de ‘Zeuvepoannekoek’ of te wel ‘Zeven pannenkoeken’ genoemd. Hier nog even wat historische beelden en het uiteindelijke resultaat.

